Thema 10, 11, 12, 14 en 15 Flashcards

1
Q

Stimultaan studie

A

Hierbij verschillen de groepen alleen in behandeling (test en groepen) en niet in tijd. Een voordeel hiervan is dat verschillen in tijd (bijvoorbeeld groei) niet van belang zijn echter krijg je wel binnenproefvariatie omdat je controle niet je testdier is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wisselschema

A

Hierbij krijgt elk dier alle behandelingen, Hierbij is het een voordeel dat er geen binnenproefvariatie is maar het nadeel dat er geen correctie zit in de tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Simpel wisselschema

A

Hierbij worden de behandelingen altijd in een bepaalde volgorde uitgevoerd (A > B > C)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Latijns vierkant

A

O ndervangt zowel tussen dier variatie als tijdseffecten. Elke rij bevat alle behandelingen en hiervoor ontstaan er in een cross over experiment. Het dier ondergaat in de tijd alle behandelingen maar de volgorde verschilt per dierr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Factorieel schema

A

Wanneer men 2 parametersgebruikt dan spreekt men van een factorieel schema. Verschillende dosering in farmaca en verschillende farmaca bijvoorbeeld. Hierbij wordt er een analyse gedaan mbv annova. ,meer foutgevoelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Signaal

A

% verbetereing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noice

A

Standaaarddeviatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

power

A

tussen de 80 en de 90% > 1-typebfout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Type 1 fout

A

De kans dat er een effect gemeten maar dat er eigenlijk niet is > is gelijk aan alfa > 0,05

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Type 2 fout

A

hierbij is de kans dat er een bepaald effect over het hoofd wordt gezien(symbool beta)dit is verspilling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vijf vrijheden van een proefdier

A
  1. Dieren hebben zo min mogelijk ongemakt en een geschikte leefomgeving waarbij zij toegang hebben tot onderdak en speeltjes
  2. dieren hebben zo min mogelijk pijn en ongemak, hierbij wordt gelet op prevalentie waarbij een snelle diagnostisering en behandeling mogelijk is. Er is vooraf een humaan eindpunt bereikt
  3. dieren hebben gemakkelijk toegang tot eten en drinken
    4 dieren moeten normaal gedrag kunnen vertonen en de intrensieke waarde dienen gerespecteerd te worden
  4. dieren moeten zoveel mogelijk vrij zijn van angst en stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

SPF

A

Specified pathogen free, hiervan weet je welke MO er niet in zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Conventionele dieren

A

De dieren die buiten lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CRF

A

Kiemvrije dieren voorzien van een bekende flora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gnotobionten

A

Kiemvrije dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vaccin control

A

Vaak zijn vaccinaties afgeleid van levend materiaal en dit kan verschillen bij elke batch dus er moet elke batch een controle worden gedaan. Hiervoor is een goede valide test nodig die iets zegt over het mechanisme.

17
Q

Tiered testing (beslisboom)

A

Vooropgestelde strategie om aanvullende testen te doen > je hoeft dan niet alle testen doen > als stoffen begin van de boom al schadelijk blijken is goedkoper > assays zijn goed begrepen
Samen stimuleren ze biologische proces

18
Q

Two-tiered testing

A

il18 danger cytokine > stof verhoogd il18 > potentieel sentiserend > nadeel van deze test > normale blootstelling via huid > is dus niet helemaal valide
Tier 2 > huidmodel > gekweekt uit huid > resthuid > hoe te standaardiseren > per batch gestandaardiseerd dermis en epidermis wordt gescheiden huidsample opgebouwd uit meerder mensen > zitten alleen fibroblasten en keratinocyten
Hoornlaag ontstaat alleen tussen de lucht en de huid
85% wordt goed getest

19
Q

3 criteria humaan eindpunt

A
  1. Resultaten zijn behaald
  2. Het dier is niet langer geschikt als diermodel voor betreffende
  3. Het dier lijdt onbedoeld veel