Thema 1 : WIE BEN JE? Flashcards
dat
that
dit
this
dorp, het
village, the
een
a
gaan
to go
hij
he
ik
I
in
in
het jaar
the year
komen
to come
leren
to learn
de maand
the month
naar
to
Nederland
The Netherlands
niet
not
nu
now
de school
the school
de stad
the city
uit
from
werken
to work
de winkel
the store
wonen
to live
ze
she
zijn
to be
één
one
de achternaam
the lastname
al
already
en
and
hallo
hello
hebben
to have
heten
to be called
hoe
how
hoelang
how long
ja
yes
je
your
jij
you (singular)
kloppen
to be correct
de les
the lesson
leuk
nice
mijn
my
oke
okay
ook
also
spellen
to spell
het telefoonnummer
the telephone number
vandaan
from
the voornaam
the first name
wat
what
het adres
the address
april
April
het e-mailadres
the email address
het formulier
the form
de geboortedatum
the date of birth
geborn
born
de gemeente
the municipality
het gemeentehuis
the town hall
goedemorgen
good morning
helpen
to help
invullen
to help
kunnen
can
de man
the man
menner
sir
mobiel
mobile
de nationaliteit
the nationality
nieuw
new
op
at
de postcode
the postcode
U
you (formal)
Uw
your (formal)
de vrouw
the women
de woonplaats
the place of residence
zullen
will
allen
on my won
appen
to app
de buren
the neighbours
de buurvrouw
the female neighbour
geen
no
getrouwd
married
graag
gladly
de hobby
the hobby
houden van
to love
he huis
the house
jullie
you (plural)
het kind
the child
koken
to cook
met
with
nog
yet
ontmoeten
to meet
oud
old
de poes
the cat
het restaurant
the restaurant
sporten
to do sports
de week (weken)
the week
het weekend
the weekend
welkom
welcome
wie
who
willen
to want
