Thema 1 - Experimenten Flashcards
Doel van een experiment
- Het gros van psychologische onderzoek stelt de vraag waarom een bepaald gedrag zich voordoet.
- De enige manier om causaliteit vast te stellen is via een experiment.
- Alle typen experimenten hebben met elkaar gemeen dat condities of procedures onder strenge controle worden gehouden of gemanipuleerd (‘treatments’).
Mill’s methode (naar John Stuart Mill)
Het vergelijken van de gevonden effecten in een groep met de effecten in een groep die geen treatment kreeg. In Mill’s concept van controlegroepen dienen experimenten twee vormen van bewijs te leveren:
* Methode van overeenkomst: een experiment moet aantonen dat indien X zich voordoet, Y zich ook voordoet. –> als er minstens 2 situaties zijn waarin Y zich voordoet en X is in beide gevallen aanwezig, dan is X een ‘voldoende voorwaarde’ voor Y, oftewel X is dan voldoende om het effect in Y in gang te zetten.
Schematisch: experimentele groep: Als X, dan Y
* Methode van verschil: als X zich niet voordoet (-X) dan mag Y zich ook niet voordoen. –> het vermoedde effect Y is afwezig als het vermoedde effect X afwezig is, dan is X een ‘noodzakelijke voorwaarde’ voor Y, oftewel X is dan absoluut onmisbaar om het effect in Y in gang te zetten.
Schematisch: controlegroep: Als -X, dan -Y
–> een goede onderzoeker test beide claims: dat iets waar is EN dat het niet waar is.
2 hoofdcategorieën van experimenten
- Zuivere experimenten (volledig gerandomiseerde experimenten)
- Quasi-experimenten
2 soorten ontwerpen (designs)
- tussen-proefpersoons ontwerpen (between-subjects designs)
- binnen-proefpersoons ontwerpen (within-subjects designs)
Zuiver experiment
In een zuiver experiment wordt randomisatie toegepast om proefpersonen aan experimentele condities of manipulaties toe te wijzen.
Het is niet van belang hoe proefpersonen in de steekproef terecht zijn gekomen, maar wel hoe ze in hun experimentele conditie terecht zijn gekomen.
Quasi experiment
In een quasi-experiment wordt geobserveerd en gemanipuleerd in ‘bestaande’ groepen.
Er wordt dus niet gerandomiseerd bij de toewijzing van deelnemers aan condities. Dit maakt quasiexperimentele designs iets zwakker dan zuivere experimenten.
Quasi-experimenten zeggen meer over de alledaagse praktijk –> de ecologische validiteit neemt toe.
Cluster randomisatie
Er wordt gebruik gemaakt van bestaande clusters van deelnemers, en deze clusters worden random verdeeld over de condities.
Experimentele controle
Maatregelen die genomen worden om de invloed van storende variabelen te beheersen en zo een beter begrip te krijgen van de specifieke effecten van de manipulatie op de afhankelijke variabele.
Blokontwerp
- Gerandomiseerd blokontwerp: een experimenteel ontwerp waarbij zowel randomisatie over experimentele condities als experimentele controle worden toegepast.
- Blokontwerp: een quasi-experiment met experimentele controle
Bij een blokontwerp worden proefpersonen voorafgaand aan het eigenlijke experiment ingedeeld in homogene categorieën o.b.v. bepaalde kenmerken (vb. geslacht of leeftijd). Onderzoekers bepalen de vorming van deze blokken o.b.v. de variabelen waarvan zij veronderstellen dat ze het verband beïnvloeden tussen de behandeling en het effect.
Deze methode wordt soms ook wel ‘groepsgewijs matchen’ genoemd.
Matchen
Een methode om ervoor te zorgen dat de experimentele en controlegroep gelijk zijn op externe bekende kenmerken die naar verwachting een belangrijke invloed hebben op de afhankelijke variabele.
- Precisieconrole: men probeert voor elke proefpersoon in de experimentele groep een bijpassende proefpersoon in de controlegroep te vinden die vergelijkbare kenmerken heeft. –> vereist een grote steekproef om geschikte paren te kunnen vinden.
- Globale controle: er wordt gestreefd naar gelijke frequenties van belangrijke kenmerken in zowel de experimentele als de controle groep.
Homogeniseren
Proefpersonen worden zo geselecteerd dat de groepen zo homogeen mogelijk zijn wat betreft de externe veriabele. Hierdoor wordt de variatie verminderd en neemt de ruis af. –> hogere statistische power, maar kleinere externe validiteit (steekproef minder respresentatief voor de algemene populatie)
Between-subjects design
Proefpersonen worden toegewezen aan slechts 1 experimentele conditie. Resultaat: verschillende groepen proefpersonen die met elkaar kunnen worden vergeleken.
Within-subjects design
Alle proefpersonen worden blootgesteld aan alle experimentele en controlecondities. –> de reacties van proefpersonen worden gemeten na elke manipulatie.
= repeated measures designs
Volgorde-effecten
Een potentieel probleem bij within-subjects designs, waarbij de reacties worden beïnvloed door de volgorde waarin de condities worden aangeboden.
–> dit kan voorkomen worden door counterbalancing = de volgorde van de condities worden gevarieerd.
Mixed designs
Een mix van between en within subjects designs.
vb. klinisch onderzoek waarbij de voortgang van 2 groepen patiënten op de 3 verschillende tijdstippen wordt gemeten.
Verschillende manieren van experimentele controle (3)
- blokontwerp
- precisiecontrole
- globale controle
Symbolische notatie
Campell en Stanley hebben in 1963 symbolische notatie bedacht om experimenten mee samen te vatten. Een experimenteel ontwerp wordt weergegeven met volgende symbolen:
* O = Observation: waarneming of meting van de afhankelijke variabele.
* X = het ondergaan van de experimentele stimulus.
* t = tijdstip
* R = er is sprake van randomisatie
* NR = er is geen sprake van randomisatie
Pre-experimentele designs
Experimenten waarvan het vermogen om validiteitsbedreigers onder controle te houden belabberd is.
* One shot case study
* One-group pre-post design
* Pre-experimenteel bestaande groepen nameting only
One shot case study
Er wordt eerst een manipulatie uitgevoerd en vervolgens geobserveerd wat het effect is op de proefpersonen.
One-group pre-post design
Design waar de proefpersonen in ieder geval voor en na de manipulatie worden geobserveerd.
Het wordt nog steeds een pre-experimenteel design genoemd vanwege
de afwezigheid van een vergelijkingsconditie -X, waardoor Mills method of difference ontbreekt
Pre-experimenteel bestaande groepen post only meting
een pre-experimenteel ontwerp omdat door het niet random toewijzen aan condities in combinatie met afwezigheid van een voormeting het vrijwel
onmogelijk is om de observaties tussen de groepen goed te vergelijken. Met randomisatie zou dit experiment op zijn minst nog hard kunnen maken dat eventuele a-priori verschillen gladgestreken zijn tussen de groepen, waardoor verschillen op de nameting wel zinvol geïnterpreteerd kunnen worden. Door het gebruik van bestaande groepen is het echter onwaarschijnlijk dat beide condities vergelijkbaar zijn.
Gerandomiseerde experimenten
- Posttest-only control (alleen nameting met controlegroep)
- Pretest-posttest control design (voor- en nameting met controle groep)
- Solomon vier-groependesign
Posttest-only control
Door randomisatie mag er in veel gevallen vanuit gegaan worden dat de groepen gelijk waren bij de start van het experiment, en dat waargenomen veschillen tussen de groepen na het experiment dus toe te wijzen zijn aan de experimentele treatment.
Het ontbreken van een voormeting in dit designtype is vaak juist een voordeel: 1 van de interne validiteitsbedreigers is namelijk het testeffect.
= de voormeting beïnvloedt dan de observaties in de nameting.
Nadelen van geen voormeting te doen:
- plafondeffect: er is geen verschil tussen de 2 condities waar te nemen omdat de test te gemakkelijk was voor deze proefpersonen.
- Bodemeffect: er is geen verschil tussen de 2 condities waar te nemen omdat de test te moeilijk is. Ze scoren allemaal zo laag dat er geen lagere score meer mogeijk is.