Thema 1 BS 2 Flashcards

1
Q

Wat is een orgaanstelsel?

A

Een aantal organen dat samen een bepaalde functie uitoefent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

organen in de romp van een mens: 14

A

lever, maag strottenhoofd, long, hart, middenrif, dikke darm, dunne darm, wervel, rib, borstbeen, galblaas, nier, aorta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar hangt de vorm van de cellen samen mee?

A

het hangt samen met de functie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar zijn organen uit opgebouwd?

A

Uit weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

soorten weefsels: 4

A

dekweefsel, spierweefsel, zenuwweefsel en bindweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar hangt het soort tussencelstof mee samen?

A

Met de functie van het weefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar zorgt tussencelstof voor?

A

Voor stevigheid in plantaardig weefsel (celwanden) en in beenweefsel bij dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk verband is er bij organismen?

A

Er is een verband tussen de vorm en de functie van de biologische eenheden waaruit ze zijn opgebouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Langwerpige, holle botten bij de mens:

A

Zijn licht en stevig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beenbalkjes in de kop van een dijbeen:

A

Maken het been licht en geven stevigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gewerfelde vorm van de botten in de voeten:

A

Draagt het gewicht en vangt schokken op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gestroomlijnde lichaamsvorm bij diersoorten die in het water leven:

A

Zorgt voor weinig weerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly