Thema 1 BS 3 Flashcards

1
Q

Hoe bereken je de vergroting van een lichtmicroscoop?

A

Vergroting van het oculair x vergroting van het objectief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Is er diepte te zien bij een TEM?

A

Nee, er is geen diepte te zien bij een transmissie-elektronenmicroscoop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is er diepte te zien bij een SEM?

A

Ja, er is wel diepte te zien bij een rasterelektronenmicroscoop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de celwand?

A

Tussencelstof om de cel heen. Het zorgt voor stevigheid en behoort niet tot de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet het celmembraan?

A

Scheidt het cytoplasma(celplasma) van het milieu buiten de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat cytoplasma?

A

Uit grondplasma met daarin allerlei organellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat grondplasma?

A

Uit water met daarin opgeloste stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De celkern is omgeven met het….

A

kernmembraan en bevat kernplasma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een vacuole?

A

Een blaasje in het cytoplasma dat is omgeven door een vacuolemembraan en gevuld met vacuolevocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar speelt de vacuole een belangrijke rol bij?

A

Bij de stevigheid van de cel en kan kleurstoffen bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

plastiden: 3

A

1chloroplasten(chlorofyl)
2chromoplasten( xanthofyl, caroteen, rode kleurstoffen).
3 leukoplasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar dienen leukoplasten voor?

A

Om stoffen als zetmeel, vet en eiwitten in op te slaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kunnen plastiden overgaan in andere plastiden?

A

Ja dat kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eigenschappen dierlijke cellen:3

A
  1. Bevatten geen grote centrale vacuole.
  2. geen plastiden.
  3. Geen celwand.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly