Thema 1,2,3 Flashcards

1
Q

voorwerp

A

is opgebouwd uit materie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

materie

A

de verzameling van alle stoffen in de natuur wordt materie genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

stofeigenschappen

A

Eigenschappen die typisch (eigen) zijn aan een welbepaalde stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voorwerpeigenschappen

A

Eigenschappen die afhangen van het voorwerp (en dus veranderlijk zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aggregatietoestand

A

is de vorm waarin een stof bij een
welbepaalde temperatuur voorkomt: vast, vloeibaar of gasvormig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

glans

A

geeft weer of een stof een zachte schittering heeft als
er licht op invalt.
Zo hebben metalen (goud, zilver, koper …) een typische glans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

massadichtheid

A

is de verhouding van massa tussen volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kookpunt

A

is de temperatuur waarbij de stof overgaat
van de vloeibare fase naar de gasvormige fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

smeltpunt

A

is de temperatuur waarbij de stof overgaat
van de vaste fase naar de vloeibare fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zuivere stof

A

wordt gekenmerkt door welbepaalde waarden voor een
hele reeks stofeigenschappen (smeltpunt, kookpunt, massadichtheid …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

mengsel

A

van zuivere stoffen zullen de eigenschappen zoals kookpunt,
smeltpunt, massadichtheid … afhankelijk zijn van de samenstelling van het
mengsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een zuivere stof heeft een constant, vast kookpunt:

A

tijdens het koken
blijft de temperatuur constant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een mengsel wordt gekenmerkt door een kooktraject:

A

tijdens het koken
verandert de temperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

homogene mengsels:

A

slechts één soort component te zien met je blote ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

heterogene mengsels:

A

verschillende soorten componenten te zien. met je blote ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Homogene mengsels of oplossingen

A

zijn mengsels waarin je de verschillende
componenten niet meer van elkaar kunt onderscheiden met het blote oog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

legering

A

zijn homogene mengsel van twee vaste meteaen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  • Rook
A

is een heterogeen mengsel dat ontstaat bij verbranding. Rook bestaat
uit vaste deeltjes, verdeeld in een oplosmiddel in de gasfase.
(Vb. roest deeltjes boven de kampvuur )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  • Nevel
A

is de specifieke naam voor een heterogeen mengsel van
vloeistofdeeltjes in een gasfase. Net als bij rook is de gasfase hier het
oplosmiddel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  • Schuim
A

is de naam voor een heterogeen mengsel van gasdeeltjes in een
vloeistoffase. We zien hier het tegenovergestelde van een nevel: bij schuim
is de vloeistoffase het oplosmiddel, terwijl bij een nevel de gasfase het
oplosmiddel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
  • Je spreekt van een suspensie
A

als vaste deeltjes te onderscheiden zijn in
een vloeistof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  • je spreekt van een emulsie
A

ten slotte, is een combinatie van twee te onderscheiden
vloeistoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

aureool

A

is een verzamelnaam voor heterogene mengsels van vaste
stoffen of vloeistoffen in een gas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

S

A

zwavel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

He

A

helium

26
Q

H

A

waterstof

27
Q

B

A

boor

28
Q

Be

A

beryllium

29
Q

Li

A

Lithium

30
Q

C

A

koolstof

31
Q

N

A

stikstof

32
Q

O

A

zuurstof

33
Q

F

A

fluor

34
Q

Ne

A

neon

35
Q

Na

A

natrium

36
Q

Mg

A

magnesium

37
Q

Al

A

aluminium

38
Q

Si

A

silicium

39
Q

P

A

fosfor

40
Q

Cl

A

chloor

41
Q

Ar

A

argon

42
Q

K

A

kalium

43
Q

Ca

A

calcium

44
Q

Fe

A

ijzer

45
Q

Cu

A

koper

46
Q

Zn

A

zink

47
Q

Br

A

broom

48
Q

Au

A

goud

49
Q

Ag

A

zilver

50
Q

Hg

A

kwik

51
Q

Ko

A

cobalt

52
Q

Pb

A

lood

53
Q

I ( grootletter i)

A

jood

54
Q

Ni

A

nikkel

55
Q

Pt

A

platina

56
Q

Cd

A

cadmium

57
Q

U

A

uraan

58
Q

Sn

A

tin

59
Q

Cr

A

chroom

60
Q

Xe

A

xenon

61
Q

Rn

A

radon

62
Q

Kr

A

krypton