Thema 1 Flashcards
de achternaam
surname(s)
het adres
address
afspreken
to agree
de agenda
the agenda
al
already
als
as
het antwoord
answer
de apotheker
pharmacisr
april
April
de arts
doctor
augustus
August
de auto
the car
de avond
evening
de banaan
the banana
de bank
the bank
de beamer
the projector
beantwoorden
to answer
beetje
bit
beginnen
to start
de beker
the cup
het beroep
profession
de bibliotheek
the library
het bier
beer
bij
bee
biologisch
biological
de bioscoop
the cinema
blijven
to stay
het boek
book
het bord
the plate
het café
the café
de cd-speler
the CD player
de computer
the computer
het concert
the concert
de cursist
the student
de cursus
the course
het cursusboek
the course book
daar
over there
de dag
the day
dan
than
dank
thanks
de dansclub
the dance club
dansen
dancing
de
the
december
December
denken
think
de deur
the door
deze
this
het dier
the animal
de dierentuin
the zoo
dinsdag
Tuesday
de docent
the teacher
doen
doing
donderdag
Thursday
het dorp
the village
drinken
drinks
dubbel
double
de economie
the economy
een
an
eergisteren
the day before yesterday
het ei
the egg
elke
each
en
and
het Engels
English
eten
to eat
de expositie
the exhibition
februari
February
de film
the movie
het fruit
the fruit
gaan
to go
het getal
the number
gisteravond
yesterday evening
gisteren
yesterday
de geboortedatum
date of birth
geboren
birth
het geld
the money
geleden
past
het glas
the glass
goed
good
goedemiddag
good afternoon
goedemorgen
good morning
goedenacht
good night
goedenavond
good evening
goh
gosh
de groep
the group
de gum
the eraser
half
half
hallo
hello
hard
hard
hè
hey
hebben
to have
het
it/the
heten
to be named
hier
here
hij
he
hoe
how
hoi
hi
het huis
the house
het huiswerk
the homework
iets
something
het ijs
the ice
ik
I
in
in
ja
yes
het jaar
the year
januari
January