Thanatologie Flashcards
Thanalogie
De studie van de postmortale veranderingen als gevolg van het intreden van de somatische dood
Antemortem periode
In deze periode zijn we in leven, er kunnen nog steeds herstelprocessen optreden = vitale fase
Desintegratieproces
Na de dood onstaat dit proces
Ontbinding
Na ongeveer drie dagen na de dood
Schijndood
= vita reducta
* Indruk dat er geen ademhaling of hartslag meer is, maar dit is er wel nog
Somatische dood
Iemand die hersendood/hersenstamdood is
Supravitale fase
Fase tussen somatische en cellulaire dood
Onmiddellijke tekenen van de dood
- Motiliteit verdwijnt (=> spierslapte)
- Gevoeligheid verdwijnt
- Ademhaling valt stil
- Bloedsomloop valt stil
- Diep coma
- Geen centrale reflexen
Dood nog NIET onherroepelijk ingetreden!
Vaststellen van de dood
Extra muro’s:
* Diep coma
* Geen spontane ademhaling
* Geen hartslag
* Afwezigheid van centrale reflexen
Intra muro’s:
* Hersendood = brain death
* Hersenstamdood = brainstem death
Vroege postmortale veranderingen - daling lichaamstemp
Algor mortis
Verandering in lichaamstemperatuur na het overlijden
Vroege postmortale veranderingen - daling lichaamstemp
Snelheid daling lichaamstemperatuur beïnvloed door
- Lichaamsgewicht
- Lichaamshouding
- Kledij + aard vd kledij
- Omgevingstemperatuur
- Klimatologische omstandigheden
postmortaal bloedtransport - hypostase
Hypostase
Ophoping van bloed door problemen in de bloeddoorstroming in een bepaald gedeelte van het lichaam
postmortaal bloedtransport - hypostase
Vorming lijkplekken
Bloed verplaatst zich volgens de zwaartekracht => naar de laagst gelegen gebieden in het lichaam!
postmortaal bloedtransport - vorming lijkvlekken
Livores
Lijkvlekken
postmortaal bloedtransport - vorming lijkvlekken
Vorming van lijkvlekken
- Lokalisatie
- Wegduwbaarheid
- Kleur
- Lijkvlekbloedingen