TH2: ATOOMBOUW Flashcards

1
Q

lading protonen?

A

+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lading neutronen

A

geen lading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lading elektronen?

A

-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

massa proton?

A

1u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

massa neutron?

A

1u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

massa elektron

A

zo klein -> verwaarloosbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lading atoom?

A

elektrisch neutraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

met wat houdt de gem relatieve atoommassa rekening?

A

de abundantie v verschillende isotopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoeveel is 1 u?

A
  • 1/12 m(^12 C)
  • 1,66053 . 10^ -27 kg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Van wat zijn de fysische eigenschappen afh?

A

elementaire deeltjes in kern (vooral p+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

van wat zijn de chemische eigenschappen afh?

A

eletronen in elektronenmantel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt de atoomsoort bepaald?

A

aantal protonen in kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn isotopen?

A

atomen met hetzelfde aantal protonen (= atoomsoort) MAAR verschillend aantal neutronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

3 isotopen van waterstof?

A
  • protium
  • deuterium
  • tritium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

isotopen: chemisch vs. fysisch?

A
  • chemisch: geen verschil => op zelfde manier reageren
  • fysisch: wel verschil WANT bepaald door kern.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een stof/ atoomsoort in feite?

A

een isotopenmengeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Van wat is de massa van een atoomsoort afhankelijk?

A

abundantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

syn hoofdkwantum?

A

energieniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

syn doublet?

A

elektronenpaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

syn elektron op buitenste schil?

A

valentie-elektron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe heet het wanneer een elektron verspringt van schil?

A

=excitatie
aangeslagen/ geëxciteerde toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe verder schillen van elkaar liggen

A

=> hoe meer energie elektron nodig heeft daar te kunnen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ΔE

A

= energie
* bij ene atoom anders dan andere
* bepaalt licht (door hoeveelheid energie)

23
Q

syn energiepakket?

A

kwanta

24
Q

Hoe kunnen elektronen van schil verspringen?

A

energie op te nemen
OF
energie af te staan
=> energie = gekwantiseerd

25
Q

Met was is uitgezonden licht evenredig?

A

het energieverschil tussen aangeslagen toestand en grondtoestand v elektron
===> kleur ~ energiehoeveelheid

26
Q

golflengte licht?

A
  • hoe groter (= kleinere freq) => hoe lager energie-inhoud
  • hoe kleiner (= grotere frez) => hoe hoger energie-inhoud
27
Q

Wat is spectroscopie?

A

= verzamelnaam wetenschappelijke technieken stoffen te onderzoeken aan hand v spectrum.

28
Q

Wat is het spectrum?

A

wisselwerking met straling v verschillende energie

29
Q

absorptiespectrum?

A

voorwerp bestraald met verschillende soorten licht/ energie
=====> deel geabsorbeerd, rest bestudeerd

30
Q

emissiespectra?

A

voorwerp verhit
====> energie uitzendt (licht, warmte, …) -> bestudeerd (ZIE PG 7)

31
Q

emissiespectra afh van?

A

v temperatuur

32
Q

Welke 2 emissiespectra zijn er?

A

1) continue
2) discontinue

33
Q

dualiteit v materie?

A

elektron = stuk materie, deeltje
MAAR soms gedraagt het zich als golf

34
Q

Hoe bewezen wetenschappers de dualiteit v/d materie?

A

tweespletenexperiment

35
Q

onzekerheidsprincipe?

A

het is onmogelijk om een elektron in een atoom tegelijkertijd in plaats en de snelheid zeer nauwkeurig te bepalen.

36
Q

Wat is h?

A

constante v Planck

37
Q

formule onzekerheidsprincipe?

A

delta x . delta p is groter dan h/4pi

38
Q

Wat betekent Schrödingerscat?

A

metafoor voor dualiteit

39
Q

EpotK K?

A

-1 J

40
Q

Epot L?

A

-1/4 J

41
Q

Epot M?

A

-1/9 J

42
Q

Epot N?

A

-1/16 J

43
Q

Wat is n?

A

hoofdkwantumgetal

44
Q

wat zegt n?

A

schilnummer -> energieniveau

45
Q

Wat is l?

A

nevenkwantumgetal

46
Q

wat zegt l?

A

subniveau (l=0 -> s)

47
Q

wat is een orbitaal?

A

afgelijnd gebied waar 90 % kans is waar elektron voorkomt

48
Q

wie maakte de formule van waarschijnlijkheid v elektron om elektron aan te treffen in bepaald gebied in atoomkern?

A

Schrödinger

49
Q

s-orbitaal

A

bolvormig
ml = 0

50
Q

p-orbitaal

A

haltervorm
ml= -1 -> volgens x as
ml =0 -> volgens y as
ml = 1 -> volgens z-as

51
Q

Zeeman effect?

A

subniveaus splitsen nog verder op bij magnetisch veld

52
Q

hoeveel elektronen komen er max voor in magnetisch subniveau?

A

2

53
Q

Wat is ml?

A

magnetisch kwantumgetal

54
Q

wat is ms?

A

spinkwantumgetal

55
Q

Wat zegt ms?

A

draairichting van elektron