Testen per eigenschap Flashcards

1
Q

Depressie (vanaf 13 jaar)

A

BDI: Beck’s Depression Inventory
Meet stemmingsstoornissen.
Schalen: affectief, cognitief, somatisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Depressie ouderen

A

Geriatric Depression Scale (GDS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Depressie/angst ziekenhuis

A

Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS)
7 depressie, 7 angstschalen, score tussen 0-7 sluit depressie/angst uit, 8-10 is mogelijk, 11-21 is indicatie voor angst/depressiestoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Klachtenvragenlijst algemeen

A

Symptom-Checklist 90 (SCL-90)
Agorafobie, Angst, Depressie, Somatische klachten, Insufficiëntie van denken en handelen, Wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit, Hostiliteit, Slaapproblemen en Psychoneuroticisme (algeheel niveau fysiek/psychisch functioneren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kwaliteit van leven

A

Rand-36: door UMCG
WHOQoL-Bref: door WHO
SWLS (Satisfaction with life scale): 5 items

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Angstsymptomen vanaf 17 jaar

A

Beck’s Anxiety Inventory (BAI)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Angst (state vs. trait)

A

State Trait Anxiety Inventory (STAI)

Ook schaal voor depressie bij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Coping algemeen

A

Utrechtse Coping Lijst (UCL)
Actief aanpakken/confronteren, Palliatieve reactie, Vermijden, Sociale steun zoeken, Passief reactiepatroon, Expressie van emoties en Geruststellende gedachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Coping pijn

A

Pijn Cognitie Lijst (PCL)

Attributies en verwachtingen meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eetgewoonten

A

Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag (NVE)

Type eetprobleem vaststellen en behandelingsstrategie bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Diabetes

A

Problem areas in Diabetes (PAID)
Ernst diabetes-gerelateerde emotionele problemen (zorgen, angsten, boosheid, burn-out) en in welke richting ondersteuning bieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Persoonlijkheid algemeen

A
Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst (NPV). 
Inadequatie, Sociale Inadequatie, Rigiditeit, Verongelijktheid, Zelfgenoegzaamheid, Dominantie, Zelfwaardering.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Persoonlijkheid pathologisch

A

Minnesota Multiphasic Personality Inventory II (MMPI-II)
Hypochondrie, Depressie, Hysterie, Psychopatische Deviatie, Masculiniteit-Feminiteit, Paranoia, Psychastenie, Schizofrenie, Hypomania, Sociale Introversie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Persoonlijkheid Big Five

A

NEO-Personality Inventory-revised (NEO-PI-R)

Neuroticisme, Extraversie, Openheid, Altruïsme en Consciëntieusheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Persoonlijkheidsstoornis

A

Vragenlijst voor Kenmerken van de Persoonlijkheid (VKP).

Twaalf persoonlijkheidsstoornissen DSM, negen van ICD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Persoonlijkheid temperament (algemeen en pathologie).

A

Temperament and Character Inventory (TCI).

Meet temperament en karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Projectief plaatjes

A

Thematic Apperception Test (TAT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Projectief zinnen

A

Zinnen Aanvul Test (ZAT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Projectief inkt

A

Rorschach

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Intelligentie IQ

A

Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS)
Woordenschat, Overeenkomsten, Rekenen, Cijferreeksen, Informatie, Begrijpen, Cijferreeksen nazeggen.
Performaal (non-verbaal): Onvolledige Tekeningen, Symbool substitutie - coderen, Blokpatronen, Matrix redeneren, Plaatjes ordenen, Symbool zoeken, Figuur leggen.

Groninger Intelligentietest (GIT-2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Intelligentie gekristalliseerd vs. vloeiend

A

Kaufman Intelligentietest (KAIT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Intelligentie non-verbaal

A

RAVEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Intelligentie premorbide

A

Nederlandse Leestest voor Volwassenen (NLV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gedragsproblemen kind

A

Child Behaviour Checklist (CBCL)

Meet angst, depressie, gedragsproblemen/ODD, ADHD, autisme en licht verstandelijke beperking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Geheugen lange termijn

A

15-Woordentest Recall

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Geheugentest anterograde amnesie en dementie

A

Visuele Associatie Test (VAT)
Korte termijn geheugen: twee objecten zien, één gaat er weg en de andere noemen. Aangeraden om ook te vragen naar stemming, omdat dit vaak geassocieerd is met vermindering van cognitief functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Visuoconstructief vaardigheid

A

Complexe figuur van Rey A

De weg vinden naar de spreekkamer!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Visuoconstructief geheugen

A

Complexe figuur van Rey B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Neglect (negeren deel van de ruimte)

A

O-zoektest.
Lijnbisectietaken (aangeven wat midden van lijnen is)
Tekening bloem.
Plaat beschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Executief functioneren

A

D-KEFS (waaronder Design Fluency Test, Trail-Making Test, Tower Test, Twenty Questions Test, Color Word Interference Test).
Behavioural Assessment of the Dysexecutive Syndrome (BADS).
Wisconsin Card Sorting Test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Tempo

A

Trail Making A.
Stroop-test.
D2/CDT (symbolen aanstrepen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Volgehouden aandacht.

A

Bourdon (wel slechte COTAN)

33
Q

Verdeelde aandacht, flexibiliteit, task-switchen

A

Trail Making B.
PASAT (nummers horen en toevoegen aan reeks)
Wisconsin Card Sorting Test.

34
Q

Taal begrip

A

Tokentest.

Aanwijzen van vormen met bepaalde eigenschappen

35
Q

Taal woordvinding

A

Boston benoemtaak.

Met één woord aangeven wat er op een plaatje staat.

36
Q

Taal afasie

A

PALPA - onderliggende stoornissen in taalverwerking.
AAT (Akense Afasie Test) - vaststellen van afasie, beschrijven van ernst van de stoornis, classificatie van stoornis (globale afasie, Wernicke, Broca, amnestische) en beoordeling van verloop van afasie.

37
Q

Episodisch geheugen

A

Door anamnese (nakijken bij familie)

38
Q

Geheugen korte termijn

A

15-Woordentest

39
Q

Sociale cognitie

A

Niveau 1: gezichtsuitdrukkingen herkennen
Niveau 2: Faux-pas, Strange Stories
Niveau 3: Trolley Dillema.

40
Q

Vermoeidheid

A

Fatigue Severity Scale.

Bourdon herhalen

41
Q

Emotie perceptie

A

FEEST

42
Q

Planning

A

BADS (Behavioural Assessment of the Dysexecutive Syndrome).

43
Q

Malingering

A

TOMM

44
Q

Leiderschap

A

NPV (Dominantie)

45
Q

Familie stress

A

NOSI

46
Q

Stress

A

Klachtenlijst Chronische Stress (KCS)

47
Q

Relatie

A

Nederlandse Relatievragenlijst (NRV)

48
Q

Sociale vaardigheden - assertiviteit

A

Inventarisatielijst Omgaan met Anderen (IOA)

Schaal voor Interpersoonlijk gedrag (SIG)

49
Q

Gestructureerd interview As I

A

SCID-I.

MINI.

50
Q

ADHD bij volwassenen

A

Diagnostisch interview voor volwassenen (DIVA)

Is gestructureerd.

51
Q

Autisme bij volwassenen

A

Autisme Spectrum Vragenlijst (ASV)

52
Q

Gezondheidstoestand

A

General Health Questionnaire (GHQ)

53
Q

Faalangst

A

Prestatie Motivatie Test (PMT)

54
Q

Burn-out

A

Utrechtse Burn-Out Schaal (UBOS)

55
Q

Coping probleem vs. emotiegerichts

A

Coping Inventory for Stressful Situation (CISS)

56
Q

Verwerkingssnelheid WAIS

A

Symbool Zoeken

Symbool Substitutie Coderen

57
Q

Persoonlijkheidsstoornis

A

SCID-II (gestructureerd interview voor As-II problematiek)

58
Q

Intelligentie kind

A
Bayley: 2-26 maanden 
SONS (non-verbaal): 2,7 tot 7 jaar 
WPPSI: 2,6 tot 6,1 jaar 
RAKIT (basisonderwijs): 4 tot 12 jaar. 
WISC: 6 tot 16 jaar.
59
Q

Vloeiende intelligentie

A

Inductief redeneren (gevoelig voor verstoringen)

60
Q

Gekristalliseerde intelligentie

A

Verbale capaciteiten (blijft redelijk intact)

61
Q

Leniency effect

A

Neiging om vrienden/bekenden hoger in te schatten op bepaalde eigenschappen

62
Q

Halo effect

A

Neiging om alle eigenschappen te beoordelen in de richting van een algemene indruk

63
Q

Logicafout

A

Neiging om gelijksoortige oordelen te geven op eigenschappen die logisch met elkaar verbonden lijken, maar die in werkelijkheid helemaal los van elkaar staan

64
Q

Projectieve testen

A

Niet afhankelijk van mate waarin mensen zichzelf kennen of sociale wenselijkheid.

65
Q

Feeling approach

A

Ervaring van de diagnosticus die wordt opgeroepen door hetgeen de patiënt vertelt, staat centraal.

66
Q

Vier domeinen ontwikkelingsperspectief

A
  1. Representatie van personen
  2. Affectieve lading van interpersoonlijke relaties
  3. Vermogen om emotioneel in relaties te investeren
  4. Begrip van oorzaak- en gevolg relaties in sociale interacties.
67
Q

Contrastfout

A

Neiging om anderen tegengesteld aan zichzelf op een bepaalde eigenschap te beoordelen.

68
Q

Actor-observatorfenomeen

A

Neiging om oorzaak van eigen gedrag aan externe/situationele factoren te leggen en oorzaak van gedrag van anderen aan persoonlijkheidsfactoren.

69
Q

Heuristieken

A

Informatieverwerking strategieën om complexe taken te reduceren tot eenvoudigere operaties.
Twee voorbeelden die invloed kunnen hebben:
- Toegankelijkheid verwijst naar de directe beschikbaarheid van bepaalde herinnering
- Mensen zijn geneigd om vast te houden aan een eerste indruk

70
Q

Molair niveau

A

Sociaalvaardig niveau

71
Q

Moleculair niveau

A

Kleine gedragseenheden (trillen van hand)

72
Q

Item Respons Theorie

A

Constructie persoonlijkheidsvragenlijsten, mathematische modellen om unidimensionele schalen te construeren.

73
Q

A-priori methode

A

Items samenvoegen die dezelfde kenmerken meten

74
Q

Interne consistentie methode

A

Schalen worden samengevoegd op basis van empirisch gevonden structuur

75
Q

Empirische methode

A

Items identificeren die discrimineren tussen proefpersonen

76
Q

Visual closure

A

Figuur herkennen uit K-snap

77
Q

Visuele object- en ruimtewaarneming

A

VPOR

78
Q

4 domeinen van ontwikkelingsperspectief van het Westen

A
  1. Representatie van persoon
  2. Affectieve lading van interpersoonlijke relaties
  3. Vermogen om emotioneel in relaties te investeren
  4. Begrip van oorzaak-gevolg relaties in sociale interacties