test 2 Flashcards
lunchen
dejeuner
zich inzetten
s’engager
zich ontspannen
se détendte
spotten met
se moquer de
opstaan
se lever
ontbijten
prendre le petit déjeuner
heten
s’appeler
zich aankleden
s’habiller
avondeten
dîner
gebeuren
se passer
de tanden poetsen
se brosser les dents
rusten
se reposer
zich wassen
se laver
wandelen
se promene
zich schminken
se maquiller
zich scheren
se raser
zich vervelen
s’ennuyer
zich amuseren
s’amuser
wakker worden
se réveiller
douchen
se doucher
weggaan
s’ en aller
elkaar zien
se voir
gaan slapen
se coucher
slapen
dormir
selfies maken
faire des selfies
knutselen
faire du bricolage
basket spelen
jouer au basketbal
naar de cinema gaan
aller au cinéma
dansen
faire de la dans
joggen
faire du jogging
een concert bijwonen
assister à un concert
skiën
faire du ski
een glas gaan drinken
prendre un verre
gaan vissen
aller à la pêche
muziek beluisteren
ecouter de la musique
een thema avond organiseren
organiser une soirée à théme
mediteren
faire de la méditation
zonnen
bronzer
op het internet surfen
surfer sur internet
touwspringen
sauter à la corde
kaart spelen
jouer aux cartes
feest
faire la fête
verzamelen
collectionner
een museum bezoeken
visiter un musée
voetbal spelen
jouer au foot
een film kijken
regarder un film
een boek lezen
lire un livre
liften
autostop
uitgaan naar discotheek
aller een boîte
virtine shoppen
faire du lèche-vitrines
schaak spelen
jouer aux échecs
insecten observeren
observer des insectes
een trektocht maken
faire un randonnée
breien
tricoter
kruiswoordraadsels maken
faire des mots croisés
games spelen
jouer aux jeux vidéo
deelnemen aan een volleybalmatch
participer à un match de volleyball
schilderen
peindre
zwemmen
faire de la nager
video’s bekijken
regarder des vidéos
petanque spelen
jouer à la pétanque
tijd doorbrengen op sociale media
passer du temps sur les réseaux sociaux
naar de spa gaan
aller au spa
een muziekinstrument spelen
jouer d’un instrument de musique