hoofstuk 1 Flashcards
une activité quotidienne
een dagelijkse activiteit
se réveiller
wakker worden
le petit coin
het toilet
boulot
werk
une habitude
een gewoonte
le ciel
de hemel
devenir fou
gek worden
se divertir
zich amuseren
gérer
beheren
faire gaffe
opletten
un doigt
een vinger
un gosse
een kind
le toboggan
de glijbaan
un appli
een app
une boîte vocale
een voicemail
une sonnerie
een beltoon
le temps libre
vrije tijd
la majorité
de meerderheid
une occupation
een bezigheid
un loisir
een hobby
consacrer du temps à
tijd besteden aan
la moitie
de helft
il s’agit de
het gaat over
demeurer
blijven
le corps
het lichaam
l’ esprit
de geest
volontiers
graag
la plage
het strand
davantage
meer
le paysage
het landschap
des chaussettes
kousen
des gants
handschoenen
un bonnet
een muts
le bien - être
het welzijn
la santé physique
fysieke gezondheid
rendre heureux
gelukkig maken