terminologie letterkunde Flashcards

1
Q

actant

A

Algridas Greimas

Een basisrol in een gemiddeld verhaal. Er zijn er zes: het subject, het object/doel, de zender, de ontvanger, de helper en de tegenstander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

actantieel model

A

Greimas

schema met de zes rollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

anxiety of influence

A

Harold Bloom

Psychologie van de dichter die origineel wil zijn: Vrees invloed van de voorganger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aporie

A

Paul de Man

Een manier van lezen die aandacht vroeg voor de wispelturigheid van de taal en plekken in de tekst waarvan de betekenis niet kan worden vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

apostrof

A

Culler

de stijlfiguur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

appelstruktur

A

wolfgang iser

Bestaat voornamelijk uit impliciete hints en indicaties die de lezer op weg helpen in de tekst. Literaire teksten zijn onbepaald en bevatten lege vlekken, die de lezer invult (om zo de onbepaaldheid te concretiseren).

+/- gelijk aan impliciete lezer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

artefact

A

Jan Mukarovsky

Tekst in zijn materiële vorm (de tekst als tekst; manuscript)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

auteursfunctie (1)

A

Joerie Tynjanov

Een auteursnaam is niet hetzelfde als een eigennaam, zoals die van een individu. Het is een verwijzing naar een verzameling teksten die deze auteur dragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

auteursfunctie (2)

A

De naam van de auteur is geen eigennaam zoals een andere.

Eigennaam vs auteursnaam: de eigennaam verwijst gewoon naar een persoon, de auteursnaam naar een verzameling teksten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

autofunctie

A

Joerie Tynjanov

Verhouding van één van vijf componenten tot dezelfde componenten in andere teksten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

automatisering

A

Pierre Bourdieu

Literatuur komt los van allerlei functies (religieus, politiek, cultureel,…)
“Ik schrijf uit esthetische overwegingen/ om kunst te maken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

autonomiebeweging

A

Bewegingen gaan ervan uit dat je de tekst autonomie moet bekijken: los van de auteur
• Formalisme
• Structuralisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Begripshistorische definitie

A

Raymond Williams

Wat betekent een bepaald begrip in der loop der tijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bildung

A

De productie van waardevolle teksten die lezers opvoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Biografisme

A

Charles-Augstin Saint-Beuve

De originaliteit van een werk te begrijpen en die originaliteit is zijns inziens te vinden in de geest en het leven van de auteur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Katharsis

A

Aristoteles

De zuiverende functie van de tragedie op de lezer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Close reading

A

I.A. Richards

de vijf componenten- Joeri Typjanov

een grondige analyse van de individuele tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

concrete universele

A

Aristoteles

De literatuur behandelt universele en tijdloze thema’s en problemen maar steeds aan de hand van concrete casussen.

Ze leren ons iets over wat eigen is aan de mens en wat voor alle mensen van belang en van nut kan zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Dasein

A

Martin Heidegger

De menselijke conditie is er een van betekenis geven en begrijpen

Menszijn= dasein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Deconstructie

A

Jacques Derrida

De betekenis van een tekst kan nooit worden gefixeerd. Een tekst waaruit betekenissen die niet alleen dubbelzinnig zijn, maar elkaar ook vaak uitsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

decorum

A

Horatius

gepastheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

desautomatisering

A

Viktor Sjklovski

De vorm van de boodschap te compliceren of verzwaren (door de aandacht te trekken op de manier waarop een boodschap wordt verwoord)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

dialogisme

A

Mikhail Bakhtin

Een taaluiting kan nooit op zich staan, maar is altijd verbonden met andere taaluitingen.
Elke taaluiting is een antwoord op een eerder gestelde vraag en zelf een vraag die een nieuw antwoord verwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

consonantie

A

Dorrit Cohn

Ik-verteller (nu) neemt waar zoals het ik-personage (toen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
dissonantie
Dorrit Cohn Ik-verteller (nu) neemt op een andere manier waar zoals het ik toen
26
dicto
Horatius Het juiste woord
27
Diëgesis
Plato Vertellen", minder direct, kan lezer/toeschouwer juiste duiding meegeven. Centraal staat hier dat de literaire tekst een herkenbaar (en genietbaar) beeld geeft van de dagelijkse werkelijkheid.
28
distant reading
Franco Moretti Veronderstelt de lectuur van bijzonder omvangrijke corpora, niet door de onderzoeker zelf, maar door computers die op grond van vragen die de onderzoeker stelt, op zoek gaan naar informatie uit de teksten Vogelperspectief innemen op heel wat teksten tegelijk.
29
disseminatie
de uitzaaiing van betekenissen
30
dynamisch personage
E.M Forster Een personage die een psychologische ontwikkeling ondergaat.
31
Einfühlung
Wilhelm Dilthey Het (mentale) inleven in de ontstaanscontext. Zeker niet je eigen tijd gaan projecteren. De onderzoeker kan zich inleven in dat ontstaansmoment
32
enjambement
Zin loopt soms door over de grens van het vers heen
33
esthetisch object
Jan Mukarovsky De door de (groep) van lezers geconcretiseerde tekst (bvb. opvoering van een stuk)
34
esthetische distantie
Hans Robert Jauss de afstand tussen de verwachtingshorizon van de lezer en het werk
35
evaluatief
Jonathan Culler Literatuur is evaluatief. Het houdt een waardeoordeel in ( die variëren naargelang plaats en tijd).
36
explication de text
Antoine Compagnon uitleggen of verklaren, men zoekt de oorsprong (er is altijd een auteur)
37
fabel
Russische formalisten logische en chronologische opeenvolging van elementen van het verhaalgebeuren/ gebeurtenissen die onder/achter het verhaal zit. (histoire/story/geschiedenis; dieptestructuur)
38
fasen verhaal
Joseph Campbell
39
flat character
E.M Forster onuitgewerkte personage dat aan de hand van een kenmerkend karaktertrek wordt beschreven
40
foregrounding
Jan Mukarovsky Het systematisch op de voorgrond plaatsen van bepaalde formele principes die in de literaire tekst worden gebruikt
41
formalistische definitie
Gedachte is dat je onderscheid kunt maken tussen wat wel of niet literatuur is op basis van de vorm van de tekst. Roman Jakobson: wat is er nu specifiek aan taal? Sjklovski probeert duidelijk te maken dat literaire teksten gekenmerkt zijn door literariteiten.
42
Hersey of paraphrase
William K. Wimsatt & Monroe C. Breadsley een literaire tekst laat zich niet parafraseren of navertellen: ze slagen er enkel in te zeggen wat ze zeggen op de manier waarop ze het zeggen
43
hermeneutische cirkel
Schleiermacher & Wilhelm Dilthey de lezer geeft betekenis aan het geheel van een tekst (op basis van zijn begrip van diens onderdelen), terwijl hij die onderdelen betekenis geeft in het licht van zijn intuïtie van het geheel waarin ze functioneren
44
heteroniem
Kunstenaar kiest voor verschillende pseudoniemen tegelijk vb: Pessoa
45
impassibilité
Gustave Flaubert de auteur moet zichzelf uit het kunstwerk wegschrijven. hij is in het werk overal aanwezig, maar nergens zichtbaar de auteur moet zijn persoonlijkheid niet op de voorgrond plaatsen, maar zichzelf juist uit zijn kunstwerk wegschrijven
46
implied author
Wayne C. Booth Alter ego van de auteur dat de lezer op basis van bepaalde indicaties in de tekst construeert. Valt niet samen met de persona practica van de auteur
47
indirection
Jonathan Culler Het gedicht is bedoeld om door ons gelezen of gehoord te worden, maar wij zijn het in de regel niet die aangesproken worden
48
impliciete lezer
Wolfgang Iser <=> implied author (booth): het gaat om een verzameling tekstelementen en tekststrategieën die de lezers verwachtingen helpt bijsturen in diens interpretatie
49
intentio operis
Umberto Eco Intentie van het werk, waardevolle en aanvaardbare lezingen zijn lezingen die zich houden aan wat er in de tekst staat
50
intentional fallacy
William K. Wimsatt & Monroe C. Breadsley de intentie van een auteur biedt geen criterium voor een goede lectuur. de tekst betekent meer dan een auteur bedoelt.
51
interprétation litéraire
Antoine Compagnon wordt door de lezer gedaan
52
interpretive community
Stanley Fish gemeenschappen van lezers die op dezelfde manier lezen (in de praktijk, op de grond van maatschappelijke conventies)
53
ironie
Cleanth Brooks een statement die overduidelijk niet klopt. The obvious warning of a statement by the context.
54
l'effet de réel werkelijkheidseffect
Roland Barthes Bepaalde tekstuele details moeten de lezer het signaal geven dat wat verteld wordt ook daadwerkelijk is gebeurd(<=> metafictie). De illusie dat het inderdaad zo was als het in de tekst geschreven staat. het oproepen van het "werkelijkheidseffect" verhoogt de kracht van de fictie
55
leerstelle lege vlekken
Wolfgang Iser plaats met te weinig informatie in de tekst dat het interpretatieproces op gang brengt. Laten toe de werkelijkheid op een andere manier te zien lege plekken in de tekst waarop de lezer een respons klaar moet hebben
56
leespact
J.M Coetzee Als lezer een pact met de auteur van een fictioneel verhaal sluiten om te tonen dat we bereid zijn ons naar die wereld te verplaatsen en ten volle willen meespelen.
57
leesproces/kijkproces
Wolfgang Iser bepaaldheid vs onbepaaldheid
58
leeshoudingen
identificatie & vervreemding
59
le sacre de l'écrivain
Paul Bénichou De auteur als vrijdenkend geweten van een volk
60
liberal ironist
Richard Rorty een vrijdenkend wezen dat ervan overtuigd is dat er verschillende perspectieven op de werkelijkheid en de waarheid bestaan.
61
literariteit literaturnost
Roman Jakobson & Viktor Skjlovski Het gebruik van specifieke technieken en kunstmiddelen waarmee schrijvers het basismateriaal van de dagelijkse taal tot een talig kunstwerk bewerkten.
62
literair veld
Pierre Bourdieu een artistiek systeem waarin het culturele kapitaal (de waarde van de tekst en de auteur) afhangt van de mate waarin deze zich een plaats creëert buiten het economisch veld.
63
make-believe
Gregory Currie Het schrijven van fictie is een communicatieve taalhandeling op zich, meer dan zomaar pretenderen- het is een kwestie van make-believe zowel bij de auteur als bij de lezer
64
metafictie
Fictie over fictie Passages in fictionele teksten waarbij de auteur of verteller nog eens extra beklemtoond dat het over fictie gaat.
65
metafoor
vergelijking zonder als
66
metalepsis (1)
Leclercle & Shusterman achter de stem van de verteller gaat altijd een auteur schuil die van de vertelstem gebruik maakt om er zijn fictionele wereld mee op te bouwen toegang tot de ervaring van de ander. Visie steunt op fundamenteel onderscheid tussen auteur en verteller
67
metalepsis (2)
Gérard Genette de verspringingen tussen verhaal-en vertelniveau ‘s
68
metonymie
Logisch/causaal verband tussen de elementen van de vergelijking (beeldspraak)
69
mimesis (1)
Plato "tonen", zeer direct en speelt in op alle zintuigen. afbeelding, verbeelding, nabootsing, weergave van de werkelijkheid Literatuur geeft slecht een afbeelding van de zichtbare werkelijkheid terwijl dat er voor Plato niet toe doet. Het kan geen ware kennis weergeven want het is een kopie
70
mimesis (2)
Aristoteles Positieve kijk Een activiteit dat iets nieuws produceert en iets teweegbrengt bij de mens/wereld. Mens haalt plezier en nut uit die afbeelding
71
mozaïek van citaten
Julia Kristeva Intertekstualiteit
72
mythe
Roland Bartes een teken in de tweede graad: een teken dat significant wordt en waaraan zich een nieuwe signifié hecht.
73
narration
Genette vertelhandeling
74
narrative imagination narratieve verbeelding
Martha Nussbaum we 'leven' in verhalen en leren door verhalen. we leren empathisch omgaan.
75
narratologie
Tzvetan Todorov het vertellen (of de vertelwijze) van verhalen
76
new critism
De taal gaat vooraf aan de auteur De auteur/ individu is het product van de taal (Jacques Lacan en Louis Althusser)
77
pragmatische poëzie
Paul Valéry dichtvorm waarbij de betekenis belangrijker is dan de schone klank en de symboliek ervan.
78
ostanenie vervreemding
Viktor Skjlovski vervreemding: aan de hand van formele procedés slaagt literaire taal onze blik op het alledaagse te vervreemden
79
paradox
Cleanth Brooks een paradox stelt twee tegenovergestelden tegenover elkaar, terwijl ze eigenlijk niet tegenover elkaar staan
80
paragone
Da Vinci een ruzieachtige vergelijking van verschillende kunstvormen. Uiteindelijk conflict
81
parallelle universa
Umberto Eco Fictie stelt ons in staat onze eigen werkelijkheid te exploreren via andere werelden van fictie.
82
persona poetica
Benedetto Croce Schrijver als kunstenaar De persoon die het kunstwerk maakt en afstand neemt van de eigen persoon
83
persona practica
Benedetto Croce de levende auteur die ook zijn vooroordelen, ideeën en overtuigingen heeft. Schrijver als gewone sterveling. De persoon staat los van het kunstwerk en leeft zijn leven.
84
poésie pure
Paul Valéry dichtvorm waarbij de schone klank en de symboliek hiervan belangrijker zijn dan de betekenis
85
poëtica
Systematische verzameling van ideeën over literatuur ( literatuuropvatting). De schrijver is een maker.
86
vier poetica's
Abrams * Mimetische= literaire tekst een duidelijke en duidelijk herkenbare relatie heeft met de werkelijkheid (Flaubert) * Pragmatische= relatie tussen tekst en publiek domineert (Zola) * Expressieve= subjectieve= literaire tekst is de uitdrukking van de gevoelens en gedachten van de auteur (Baudelair) * Objectieve= autonomistische= aandacht gericht op het werk zelf (Malarmer)
87
persoonsvertelling derde persoon
Dorrit Cohn psycho-narration quoted monologe narratede monologue
88
poetica
Gillis Dorleijn & Kees van Rees Een verzameling merendeels normatieve ideeën en argumenten over de aard en functie van literatuur, over literaire technieken en hun vermeende effecten op lezers.
89
poëtische functie
Roman Jakobson In elke taaluiting is er een spel van verschillende functies (6) en eentje daarvan is de poëtische functie. De functie projecteert het principe van de equivalentie van de as der selectie (je gaat een keuze maken, maar bij die keuze ook de alternatieven bekijken) op de as der combinatie (= je gaat woorden na elkaar plaatsen). As der selectie= paradigmatische as= verticale as= we maken keuzes tussen woorden die semantisch gesproken min of meer equivalent zijn As der combinatie= syntagmatische as= horizontale as= onze woorden grammaticaal goed aan elkaar gekoppeld zijn
90
poëzie
* Weergave van de/ een werkelijkheid * Allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie * Denken in beelden * Taalgebruik waarin de poëtische functie dominant is
91
polysysteemtheorie
Pierre Bourdieu & Itamar Even-Zohar Literatuur is op een dynamische manier verbonden met andere maatschappelijke systemen, ze wordt bepaald door wat literatuur niet is.
92
possible world
Lubomir Dolezel & Thomas Pavel De wereld van de fictie is een mogelijke wereld, met een eigen logica, een wereld waarin de mogelijkheidszin regeert
93
posture litéraire
Jérôme Meizoz Het beeld dat een auteur bewust van zichzelf probeert te geven, zowel in zijn werk als in bijvoorbeeld interviews. Posture: het soort auteur dat de schrijver wil zijn, de profilering die hem bijvoorbeeld in een bepaalde tradities plaatst of tegenover een andere
94
procédé of prijom
Viktor Sjklovski procedé: literatuur is een procedé/kunstgreep
95
rijm
``` • Alliteratie of strafrijm • Klinkerrijm • Medeklinkerrijm • Half- of pararijm • Volrijm • Identiek rijm • Eindrijm  Gepaard rijm  Gekruist rijm  Omarmend rijm  Tussenrijm  Verspringend rijm  Weesrijm ```
96
ritualistisch karakter
Jonathan Culler De verwachting dat de lezer de tekst niet zomaar tot zich neemt, maar zelf actief opnieuw tot uitvoering brengt.
97
round character
E.M Forster een psychologisch uitgediend personage
98
self-extension zelf-uitbreiding
Wolfgang Iser literatuur stelt ons in staat de beperktheid van onze individuele geest boven te gaan. niet door een vorm van literair escapisme te presenteren, maar door een confrontatie met andere perspectieven. de lezer wordt "verrijkt"
99
semiotiek
de wetenschap die zich bezighoud met het functioneren van tekensystemen in het algemeen en met de taal als tekensysteem in het bijzonder
100
semiotisch systeem
Julia Kristeva daar waar de betekenisgeving van norm afwijkt
101
receptie-esthetica
Wolfgang Iser boek gaat je in een bepaalde interpretatie duwen
102
showing
Henry James die passages waar de verteller zich terugtrekt en de gebeurtenissen zich voor je ogen afspelen. de lezer kan het gevaar lopen de gepresenteerde tekst voor het werkelijke te houden. de auteur spreekt via personages.
103
speech acts
John Searle De handelingen die een spreker stelt in en met bepaalde uitingen Wordt niet de vraag gesteld wat betekent de uitspraak, maar er wordt gekeken naar taaluitingen en welke handelingen er worden gesteld door iets uit te spreken
104
statisch personage
E.M Forster een personage die geen psychologische ontwikkeling ondergaat
105
stream of consciousness
William James een verhaaltechniek die toegepast wordt bij fictie met de bedoeling een veelvoud aan indrukken weer te geven die zich aan het bewustzijn van een individu spontaan opdringen
106
suzjet
russische formalisten presentatie van de gebeurtenissen zoals de lezer die in het verhaal krijgt. (vertelling, plot, récit, oppervlaktestructuur). Bewerkte vorm waarin de fabel in de roman wordt gepresenteerd. Literatuur is in de eerste plaats het product van materiaalbehandeling.
107
symbolisch kapitaal
Pierre Bourdieu Symbolisch kapitaal is de vorm waarin de verschillende vormen van kapitaal als legitiem worden erkend; in gewone mensentaal zouden we spreken van prestige, status of autoriteit.
108
symbolisch systeem
Julia Kristeva taal als normatief systeem
109
synfunctie
Joeri Tynjanov onderlinge verhouding van de vijf componenten in dezelfde teksten. Ze bepalen elkaar en staan in bepaalde relatie tot geheel.
110
taalsituatie
Wat is de situatie waarin een vertelstem zich in de tekst bevindt • Lyriek= een stem • Dramatiek= twee stemmen • Epiek= gemengd
111
taal van de paradox en ironie
Cleanth Brooks Een dichter laat de taal aan het werk en de taak is vaak niet eenduidig. Dichters zijn meesters in het laten opborrel van dubbelzinnigheden en ze roepen die dubbelzinnigheden ook op door woorden en beelden op een niet evidente manier op elkaar te laten reageren
112
telling
Henry James de passages waarin de verteller van het verhaal aan het woord is. de vertelling wordt gerapporteerd (indirecte rede). de auteur spreekt dus zelf
113
textes lisibles
Roland Barthes teksten die een lezer aanzetten tot passief lezen
114
textes scriptibles
Roland Barthes teksten die weerbarstiger zijn en om een geschreven respons vragen (in de vorm van een nieuwe tekst)
115
tringularization
Jonathan Culler Een spreker richt zich tot een afwezig iemand en de woorden van het gedicht worden door iemand anders gehoord
116
ut pictora poesis
Horatius Het gedicht is als een schilderij
117
utterance that is overheard
Jonathan Culler Degene tot wie het gedicht gericht is, krijgt de woorden niet te horen of te lezen terwijl degene die het leest getuige is van iets wat niet voor hem of haar bedoeld is
118
verhaaltheorie
Greimas heeft betrekking tot de fabel (histoire). de opbouw van het verhaal en de algemene, terugkerende eigenschappen ervan.
119
verstehen
Wilhelm Dilthey de notie van vorversatandnis
120
verteltheorie
Genette heeft betrekking tot de sujet (récit). hoe het verhaal daadwerkelijk wordt verteld, hoe gebeurtenissen gepresenteerd worden in de tekst.
121
vervreemding
Viktor Sjklovksi Literatuur heeft de functie om de mensen te doen stilstaan bij de vorm van de tekst en wat er in de tekst gezegd wordt. Hangt samen met het bijzondere taalgebruik van de literaire tekst
122
verwachtingshorizon
Hans-Georg Gadamer we vangen onze lectuur op basis van een reeks ideeën, vooroordelen en verwachtingen.
123
vocatief
Jonathan Culler Van diegene of datgene wat in het gedicht expliciet geadresseerd wordt, wordt ook een respons verwacht
124
voicing
Jonathan Culler Die aspecten van de lyrische tekst die ons de indruk geven dat er in het gedicht een spreker aan het woord is, met een eigen stem, eigen gevoelens en eigen gedachten;
125
Vorverständnis
Wilhelm Dilthey vooroordelen en kennis bepalen de lectuur elke lezer beschikt door zijn culturele en historische achtergrond over een bepaalde vorm van kennis van de wereld die we telkens opnieuw meenemen wanneer we beginnen te interpreteren
126
wandering viewpoint
Wolfgang Iser de lezer ziet niet tegelijkertijd het gehele traject dat hij aflegt. lezen is als een wandeling. Op elk moment van de wandeling kunnen er nieuwe verrassingen opduiken die hen bovendien ertoe aanzetten wat ze voordien zagen in een nieuw licht te plaatsen. Lezen is een proces van anticipatie en terugkoppeling
127
willing suspension of disbelief
Samuel Taylor Coleridge de lezer accepteert bepaalde gebeurtenissen in het verhaal als zijnde 'wel mogelijk' binnen het fictieve universum waarin het verhaal zich afspeelt, ook al schijnen die gebeurtenissen onmogelijk te zijn in de echt werkelijkheid de lezer dient te weten dat wat verteld wordt een imaginair verhaal is, maar hij hoeft daarom nog niet te geloven dat de schrijver leugens ophangt.
128
bovarisme
Gustave Flaubert de nefaste impact op iemands leven van fantasiebeelden en verlangens die niet stroken met de werkelijkheid
129
pseudo-uitspraken
Roman Ingarden uitspraken in fictionele teksten
130
rollen
Vladimir Propp naratolog voorloper actantieel model