Termen Flashcards

1
Q

Wat doen PRR’s?

A

detectie van pathogene micro­organismen of van bestanddelen van necrotische cellen bij een ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor PAMP herkent Toll-like receptor 3 (TLR3)?

A

virale dubbelstreng DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor PAMP herkent TLR7 en TRL8?

A

virale enkelstreng DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor PAMP herkent TLR9?

A

Bacteriele DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar op de cel zitten TLR3,7,8,9?

A

Endosomaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat voor PAMP herkent NOD-1?

A

Bacterieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat voor PAMP herkent RIG-1?

A

virale dubbelstreng DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor PAMP herkent NLRP3? (inflammasoom)

A

Bacterieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar zitten NOD-1, RIG-1 EN NLRP3?

A

cytosol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het rechtstreekse gevolg van activering van het inflammasoom?

A

vorming van biologisch actief interleukine1β

IL1β

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij welk proces komen altijd nucleaire antigenen (dsDNA, histoneiwitten)
vrij in de extracellulaire ruimte?

A

vorming van NETs, ‘neutrophil extracellular traps’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke twee cytokines veroorzaken algemene verschijnselen van een infectie, zoals koorts, verhoogde bloedspiegels van acute fase eiwitten en leukocytose
(verhoogde aantallen leukocyten in het bloed)?

A

IL1 en TNF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doet IL-1(b)?

A

verhogen inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doet IL-2?

A

differentiatie T cellen (TH1 en Treg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doet IL-3? (2)

A

stimulatie making lymphoid progenitor cells en proliferatie B en T cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doet IL-4? (4)

A

B en T cel proliferatie
Differentiatie B cellen naar plasmacellen
B isotype switching naar IgE
toename MHC 2 productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doet IL-5? (2)

A

isotype switching naar IgA en eosinofiel productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat doet IL-6? (3)

A

Temp omhoog in vet en spieren

Secretie door macrofagen na herkenning van PAMP door PRR, productie CRP

19
Q

Wat doet IL-7?

A

toename productie lymfoid progenitor cells

20
Q

Wat doet IL-8 (2)?

A

inductie chemotaxis en stimulatie fagocytose bij infectie

21
Q

Wat doet IL-9? (2)

A

stimulatie cel proliferatie en preventie apoptose

22
Q

Wat doet IL-10? (4)

A

afname TH1 cellen, MHC 2 receptoren en minder macrofaag co-factors. toename B cellen

23
Q

Wat doet IL-17? (2)

A

pro-inflammatoir, zet veel andere cytokines aan

24
Q

Wat doet IL-22? (2)

A

stimulatie celoverleving en cel aanzetten tot antimicrobiale dingen te maken

25
Q

Wat doet TGF-b? (3)

A

proliferatie, differentiatie, collageen aanmaak

26
Q

Wat doet IL-12? (3)

A

Differentiatie T cellen naar TH1 cellen

Stimulatie Tcytotoxische cellen en NK cellen

27
Q

Wat doet TNF?

A

pro-inflam

28
Q

Wat doet Notch-1?

A

zorgt ervoor dat T cel geen b cel wordt

29
Q

Wat doet leukotriene?

A

pro-inflam

30
Q

Wat doet prostaglandine? (4)

A

productie door mestcellen, zorgen voor vasodilatatie en verhoogde permeabiliteit vaatwanden. Trekt neutrofielen aan

31
Q

Wat doet CD16? (3)

A

degranulatie, fagocytose en respiratoire burst activatie

32
Q

Wat doet CD59 =

Homologous restriction factor?

A

kan ervoor zorgen dat C9 niet kan binden om het MAC te vormen

33
Q

Wat doet CD3?

A

activeren cd4 en cd8 cellen

34
Q

Wat doet CXCR4? (2)

A

zo infecteer hiv cd4 cellen en celmigratie

35
Q

Wat doet CCR5?

A

zo infecteert hiv immuuncellen

36
Q

Wat doen collectins? innate immune system?

A

= PRR’s, innate immuun system

37
Q

Wat doet PAF? (2)

A

bronchoconstrictie, vasodilatatie

38
Q

tuberculinereactie

A

delayed type hypersensitivity door T-geheugencellen

39
Q

Wat zijn iPS cellen = Geïnduceerde pluripotente stamcellen?

A

are a type of pluripotent stem cell that can be generated directly from a somatic cell. lijken op embryonale stamcellen

40
Q

Waar zit CTLA4 (CD152)?

A

in Treg cellen

41
Q

Wat doet CRP= C reactief protein?

A

productie door lever door IL-6, acute fase eiwit

42
Q

Wanneer is SAA = serum amyloid A hoog?

A

Bij inflammatie hoog

43
Q

Wat zijn en doen ITAMs?

A

immunoreceptor tyrosine based activation motifs en nodig voor de activatie en differentiatie van B- en T-cellen.