Tekstverklaring H1 Op Niveau COPY Flashcards

1
Q

Noem 6 verschillende tekstsoorten.

A
  • informerende
  • uiteenzettende
  • betogende
  • beschouwende
  • activerende
  • amuserende
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem 6 functies die de inleiding van een tekst kan hebben.

A
  • belangstelling wekken
  • introduceren onderwerp
  • aanleiding noemen
  • hoofdgedachte formuleren
  • opbouw aankondigen
  • welwillend stemmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 5 functies van het slot.

A
  • samenvatting
  • conclusie
  • aanbeveling
  • afweging
  • oproep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke manieren (5) kan in de inleiding de belangstelling worden gewekt?

A
  • met een of meer directe vragen
  • met een stelling, gevolgd door een vraag
  • met een retorische vraag
  • met een verrassende, uitdagende, shockerende of sarcastische openingszin
  • een korte anekdote

(VRADS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kun je structuur geven aan een tekst (2)?

A
  1. Door een titel en tussenkopjes te gebruiken.
  2. Door de tekst in te delen in alinea’s (alinea-indeling)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

A
  • subjectief = duidelijke mening van de schrijver (of spreker)
  • objectief = vooral tot doel te informeren, bevatten vooral feiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke tekstsoorten zijn (deels) gebaseerd op feiten (zijn objectief)? Noem er vier.

A
  • informerende teksten
  • uiteenzettende teksten
  • beschouwende teksten (deels)
  • amuserende teksten (vooral subjectief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke tekstsoorten bevatten de mening van de schrijver en zijn dus subjectief? Noem er vier die (deels) subjectief zijn.

A
  • betogende tekst
  • beschouwende tekst (deels subjectief, deels objectief)
  • activerende tekst
  • amuserende tekst (kan deels objectief zijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is: een nieuwsbericht?

A

informerende tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is: een gebruiksaanwijzing?

A

informerende tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is een werkstuk?

A

informerende tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is een zakelijke brief?

A

informerende of uiteenzettende tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is een column?

A

informerend, ovetuigend, beschouwend en/of amuserende tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is een naslagwerk?

A

uiteenzettende tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is een tekst in een schoolboek?

A

uiteenzettende tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is een recensie?

A

betogende of beschouwende tekst

17
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is een achtergrondartikel in de krant?

A

uiteenzettende of beschouwende tekst

18
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is een ingezonden brief?

A

betogende, beschouwende of activerende tekst

19
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is een sollicitatiebrief?

A

activerende tekst

20
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is een brochure of pamflet?

A

activerende tekst

21
Q

Van tekstvorm naar tekstsoort:

Wat voor soort tekst is een roman?

A

amuserende tekst

22
Q

Uit hoeveel hoofddelen bestaat een zakelijke tekst meestal?

A
  1. inleiding
  2. middenstuk
  3. slot
23
Q

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

A

Het is de belangrijkste uitspraak die de schrijver over het onderwerp van de tekst doet. Moet één, niet al te lange zin worden genoteerd.

24
Q

Wat is het onderwerp van een tekst?

A

Bestaat uit één woord of enkele woorden. Bijvoorbeeld ‘Religie’, of ‘Regligie in Nederland’.

25
Q

Is ‘Stotterproblemen’ een mogelijk onderwerp van een tekst of kan het ook de hoofdgedachte zijn?

A

Het is het onderwerp, want het bestaat uit een woord.

26
Q

Is ‘Geef stotteraars meer tijd om uit te spreken’ het onderwerp van een tekst of een mogelijk onderwerp?

A

Dit is een hoofdgedachte, want de zin geeft de belangrijkste uitspraak van de schrijver weer over het onderwerp ‘stotteren’.

27
Q

Hoe citeer je correct? Noem drie eisen.

A
  1. plaats citaten altijd tussen aanhalingstekens
  2. lange citaten mag je inkorten door de eerste en laatste twee (of drie) woorden op te schrijven met … (drie puntjes) ertussen.
  3. regelnummers zet je achter de zin tussen haakjes. Bijvoorbeeld: (3-12)