tekst 7 Flashcards
1
Q
quidam
A
quaedam, quoddam een zekere (onbepaald vnw.)
2
Q
ceterus
A
cetera, ceterum ander, overig
3
Q
ulterior
A
ulterior, ulterius (gen.: ulterioris) aan de overkant, verder
4
Q
tendere
A
tendo, tetendi, tensum/tentum spannen, streven naar, gaan
5
Q
nunc
A
nu
6
Q
nunc…..nunc
A
nu eens ….. dan weer
7
Q
sequi
A
sequor, secutus sum volgen
8
Q
postremo
A
ten slotte (bijwoord)
9
Q
iterum
A
opnieuw (bijwoord)
10
Q
primum
A
eerst, ten eerste (bijwoord)
11
Q
altus
A
alta, altum hoog, diep
12
Q
flectere
A
-o, flexi, flexum buigen
13
Q
litus
A
litoris (o.) (de) kust
14
Q
fama
A
famae (het) gerucht, (de) roem, (de)
reputatie
15
Q
aspicere
A
-io, aspexi, aspectum kijken naar, bekijken