Take it easy thema 3 zinnen Flashcards
1
Q
What time is it?
A
Hoe laat is het?
2
Q
It’s half past four.
A
Het is half vijf.
3
Q
When is it?
A
Wanneer is het?
4
Q
It is on the first of July.
A
Het is op 1 juli.
5
Q
What are you going to do on Thursday?
A
Wat ga je donderdag doen?
6
Q
I am going to the park on Thursday.
A
Ik ga donderdag naar het park.
7
Q
What are you going to do at five o’clock?
A
Wat ga je om vijf uur doen?
8
Q
I am going to do my homework at five o’clock.
A
Ik ga om vijf uur mijn huiswerk maken.
9
Q
Hoe laat is mijn afspraak
A
What time is my appointment?
10
Q
Jouw afspraak is om …
A
Your appointment is at …
11
Q
Ik kom te laat.
A
I am going to be late.
12
Q
Met Chloe. (als je de telefoon opneemt)
A
Chloe speaking.