Tablinum Herhalingslijst deel 1 (p.5-7) Flashcards
accepi
accipere, accipio
ontvangen, vernemen
attuli
adferre, adfero
aanbrengen
cecidi
cadere, cado
vallen
cepi
capere, capio
nemen; grijpen; veroveren
cognovi
cognoscere, cognosco
leren kennen; vernemen
actus
agere, ago
doen; drijven; handelen; onderhandelen
coactus
cogere, cogo
samenbrengen; dwingen
adspicere
adspicio
aankijken; bekijken
aequus
aequa, aequum
effen; gelijk; rechtvaardig
ager
agri, m. akker; veld; gebied
agmen
agminis, o. colonne; leger in marsorde
alienus
aliena, alienum
andermans; vreemd
alius
alia, aliud
(een) andere
altus
alta, altum
hoog; diep
amare
amo
graag zien; beminnen; houden van
amicus
amici, m. vriend
amor
amoris, m. liefde
animal
animalis, o. levend wezen; dier
animus
animi, m.
geest; hart; ziel; gemoed
annus
anni, m. jaar
appelare
appelo + BVG
aanspreken; noemen
aqua
aquae, v. water
arbor
arboris, v. boom
arma
armorum, o. wapens
ars
artis, v. vaardigheid; kunst
audere
audeo durven
audire
audio horen; luisteren naar
aurum
auri, o. goud
avus
avi, m. grootvader
bonus
bona, bonum goed
caput
capitis, o.
hoofd; hoofdstad; hoofdstuk
casus
casus, m.
val; voorval; toeval; belevenis
causa
causae, v. oorzaak
cedere
cedo (weg)gaan; wijken voor
certus
certa, certum zeker
ceteri
ceterae, cetera
de overige
civis
civis, m. burger
abesse
absum
afwezig zijn; verwijderd zijn
adesse
adsum +dat.
aanwezig zijn; bijstaan
adire
adeo gaan naar
a/ab
+abl. van bij; (weg) van; (bij passieve vormen) door
ac+atque
en; en zelfs
ad
+acc. tot bij; naar; bij
ait
hij zegt; hij zei
ante
+acc. vóór; voorop
apud
+acc. bij
at
maar; daarentegen
aut
of(wel)
autem
maar; verder
bene
goed
conveni
convenire convenio
samenkomen; overeenkomen
cucurri
currere curro
lopen; rennen
dedi
dare do
geven
dixi
dicere dico
zeggen; spreken
duxi
ducere duco
leiden
feci
+BVG facere facio
maken; doen; maken tot
complere
compleo vullen; vervullen
considere
consido gaan zitten
consilium
consilii, o. raad; plan