Taal toets Aarde Flashcards

1
Q

gangstelsel

A

een aantal gangen bij elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

afdalen

A

naar beneden gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de begane grond

A

de verdieping die gelijk ligt met de straat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de contaner

A

een grote bak om goederen en in te vervoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dassenburcht

A

een hol van een das

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de delfstof

A

stof die uit de grond word gegraven om er iets van te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

delven

A

uit de grond halen door het op te graven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de doorsnede

A

wat je aan de binnenkant ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het edelmetal

A

een kostbaar metaal zoals zilver ,goud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

grond water

A

water uit de bodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kruipruimte

A

een sort lage kelder onder een huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mijn

A

gangen onder de grond waar delfstof word opgegraven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de mijnwerker

A

iemand die werkt in de mijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onderraad

A

onder de grond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ondergronds

A

de metro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

opgraven

A

uit de grond graven

17
Q

de schacht

A

een gegraven gang die recht naar beneden gaat

18
Q

de souterrain

A

een verdieping onder de grond

19
Q

de steen kool

A

een zwarte stof die diep onder de grond zit bestaat uit planten die samen geperst

20
Q

de vluchtroute

A

een uitgang om te vluchten

21
Q

aval water

A

gebruikt water

22
Q

de afoef

A

een buis waar het water door naar het riool stroom

23
Q

de archeoloog

A

iemand die gebouwen en voorwerpen van vroeger op

24
Q

de beerput

A

een put waar ontlasting van mensen en dieren bewaart word

25
Q

de drek

A

de viezidigheid

26
Q

het fossiel

A

overblijven van een plant of dier uit oertijd

27
Q

het gewelf

A

gebogen plafond

28
Q

grondig

A

heel precies

29
Q

het hemelwater

A

water uit neerslag,zoals regenhagel en sneeuw

30
Q

lozen

A

iets weg laten stromen in de rivier

31
Q

muf

A

niet fris ruiken

32
Q

overlopen

A

zo vol zijn dat het water overstroomt

33
Q

overtollig

A

te veel

34
Q

het riool

A

ondergrondse buizen waar water van bijv wc door gaat

35
Q

smurrie

A

een vieze kleverige stof

36
Q

het straatniveau

A

de hoogte van de staart

37
Q

versteend

A

steen gewoorden

38
Q

het water peil

A

de hoogte van het water

39
Q

verontreinigd

A

ver vuile,vies