Taal in gebruik Flashcards

1
Q

over hoe serieus en toegewijd ze zijn

A

Dedicated

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dedicated

A

Toegewijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prejudices

A

vooroordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

To collect

A

Verzamelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aan te kaarten

A

to point out

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

“Leerlingen durven pestgedrag niet aankaarten uit schrik om zelf gepest te worden.”

A

to point out

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Begeven

A

Go through

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je onder mensen begeven die je niet zo goed kent is niet gemakkelijk, zeker als je het lastig vindt om over koetjes en kalfjes te praten

A

navigate/ go through

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Toch beloofde hij in 2022 uit te kijken waar een dergelijk zebrapad kan komen.

A

such/similar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een dergelijke keuzemogelijkheid.

A

a similar choice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

to apologise

A

verontschuldigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stedelijke gebieden.

A

urban areas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wellicht

A

maybe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

to underestimate

A

onderschatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Norwegians

A

Noren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

“Er wordt gezegd dat Noren afstandelijk zijn

A

distant, aloof

17
Q

Hij wil daar geen woorden aan vuilmaken

A

Hij wil daar niet verder over praten

18
Q

in de loop der jaren

A

in the course of the years

19
Q

Laat ik een paar misverstanden uit de wereld helpen.

A

resolve

20
Q

Put an end to something

A

een zaak uit de wereld helpen.

21
Q

Wenen staat bekend ___ zijn koffiehuizen.

A

OM!

22
Q

afrekenen ___

A

MET! ‘Afrekenen met’ heeft in het algemeen Nederlands betrekking op iets waar een eind aan komt.

23
Q

misunderstanding

A

misverstand

24
Q

palpitations

A

hartkloppingen

25
Q

You don’t have to yell!

A

Je hoeft niet te gillen!

26
Q

afwijzen

A

to refuse/ reject

27
Q

more than half an hour

A

ruim een halfuur

28
Q

rondbazuinen

A

go around telling everyone

29
Q

to deny

A

ontkennen

30
Q

tell everyone

A

doorvertellen

31
Q

zwerver

A

homeless/ hobo