Prepositie Flashcards
1
Q
To insist - Dringt aan ___
A
Aandringen OP
2
Q
er is behoefte ___
A
AAN - Kortom, er is behoefte aan een globale beleidsstrategie
3
Q
Afkeer hebben ___
A
VAN
4
Q
Hij behoort ___
A
TOT
5
Q
Afziet (abandon the plan)
A
je kunt ook afzien van het eten van veel snoep
6
Q
Ik heb geen begrip ____
A
VOOR - I have no sympathy for
7
Q
Geen acht slaan ___
A
OP
8
Q
Aankomen - Als je later een goed pensioen wil hebben, komt het er___ aan zelf veel te sparen.
A
OP
9
Q
Berust
A
OP
10
Q
He doesn’t care about others - Hij geeft niets maar
A
om anderen
11
Q
I’m hoping for…
A
Ik hoop op…
12
Q
Eist veel…
A
van