Taal Flashcards

1
Q

Wat is een poëtisch prozaverhaal?

A

Een verhaal met stijlkenmerken en stijlfiguren uit de fantasie. Het gaat om het weergeven van gemoedstoestanden van één personage.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen een poëtisch prozaverhaal en een gewoon verhaal?

A

Geen beschrijvingen in PP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de gelijkenis tussen een poëtisch prozaverhaal en een gewoon verhaal?

A

Er wordt een verhaal verteld: motorisch element, climax, monologen en dialogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom zou je kiezen voor een PP?

A

Kind heeft voorliefde voor ritme, rijm
1/4 kinderen komen niet in contact met poëzie
Ze zijn gemakkelijk om te onthouden en mee te zeggen voor de kleuters => zo kunnen ze hu gevoelens uitdrukken op een klankrijke manier
Verrijkt de taalschat + ontwikkelt taalgevoeligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is een RDV en een PP gelijkaardig? En hoe verschillen ze?

A

Het gegeven wordt bepaald door wat er in de klas leeft. PP werkt dieper in op de kls.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de kenmerken van een PP?

A
  • Alles wordt gezien vanuit de gevoelens en gewaarwordingen van een kleuter tov een item
  • Stijlfiguren- en kenmerken beelden gevoelens uit ipv beschrijvingen
  • Werkt dieper in op kls dan RDV. Intense gevoelens worden losgemaakt
  • Expressief naar voor brengen
  • Veel herhaling nodig om functioneel te zijn
  • Complex genre: mengeling van epiek en poëzie
  • Goed aansluitende activiteiten: kringgesprek + samenstellen boekje
  • Eenvoudige woorden en korte zinnen
  • Geen situering en beschrijving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de doelstellingen van een PP?

A
  • Logische lijn van intrige kunnen volgen
  • Plezier beleven aan stijlfiguren- en kenmerken
  • Aandacht voor verband tussen gevoelens en stijlfiguren
  • Gevoelens terugvinden, verwoorden en bespreken
  • Losgewerkte gevoelens kunnen formuleren
  • Na herhaling versregels aanvullen, meezeggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stijlfiguren worden veel gebruikt?

A
Rijm 
Metrum 
Ritme 
Symmetrie 
Repetitio 
Anafoor 
Onomatopee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is ritme?

A

Wisseling in toonhoogte, tempo en klemtonen. Gaat samen met de gemoedstoestand die wordt uitgedrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is metrum?

A

Bepaalt en ondersteunt ritme. Afwisseling tussen beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.
Het bestaat uit versvoeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een versvoet?

A

Bestaat uit één beklemtoonde en één of meerdere onbeklemtoonde lettergrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef enkele rijmsoorten

A
Alliteratie 
Assonantie 
Rijk rijm 
Eindrijm 
Kettingrijm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is alliteratie?

A

Beginrijm: weer en wind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is assonantie?

A

Klinkerrijm: alleen de klinkers rijmen en niet de medeklinkers die erop volgen of eraan voorafgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is rijk rijm?

A

Het tweede rijmwoord is een herhaling van het eerste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is eindrijm?

A

Komt voor op het einde van een versregel
Rozen zijn rood,
viooltjes zijn BLAUW,
Ik hou van JOU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is kettingrijm?

A

Eindrijm wordt in het eerste rijm van de volgende regel hernomen:
Nochtans heeft hij veel geld gewonnen,
tonnen gouds

18
Q

Geef een aantal rijmschema’s

A
Gepaard rijm (aabb)
Gekruist rijm (abab)
Slagrijm (aaaa)
Gemengd rijm (random)
Omarmend rijm (abbacbbc)
19
Q

Wat is symmetrie?

A

Stijlfiguur.

Aantal verzen met dezelfde zinsbouw

20
Q

Wat is repetitio?

A

Stijlfiguur.

Woord wordt herhaald

21
Q

Wat is anafoor?

A

Stijlfiguur.

Herhaling van beginwoorden in op elkaar volgende verzen

22
Q

Wat is onomatopee?

A

Stijlfiguur: klanknabootsing BOEM

23
Q

Voor wie zijn sprookjes met vingerpopjes bedoeld?

A

Jongste kleuters

Maar oudere kleuters kunnen er ook van genieten

24
Q

Vingerpopjes: praktisch?

A

Houten popjes in gewenste kleuren geschilderd
Houder op de schoot
Tafel met tafelkleed voor je

25
Q

Wat is dramatisering?

A

Kleuters komen in groep ertoe
in hun spel een menselijke gebeurtenis uit te beelden
onder de vorm van handeling en dialoog
en dit ten aanschouwe van een publiek

26
Q

Wat is het verschil tussen rollenspel en dramatisering?

A

Dramatisering: De kijkers moeten geboeid worden door de intrige en karakterisering.
Rollenspel: geen motorisch element of climax, geen karakterisering. Losse handelingen en situaties worden nagebootst

27
Q

Wanneer komt de bedoeling van dramatiseren pas echt tot zijn recht?

A

Na talloze herhalingen

28
Q

Wat zijn de doelstellingen van dramatisering?

A
  • Lichamelijke en verbale expressie
  • Inleving
  • Geheugen en denken
  • Gerichte fantasie
  • Sociale aspecten: stil zijn, iemand aan de beurt laten, ..
29
Q

Wat zijn de verschillende stadia om tot dramatiseren te komen?

A
  1. Impressiemoment
  2. Activiteiten
  3. Opvoering
30
Q

Hoe verloopt het impressiemoment van dramatisering?

A

Vrij spel: meespelen en een gekend karakter spelen
Activiteit: beginnen met opgelegde inhoud (gekend prentenboek, poppenspel) met veel handelingen, dialoog, spanning en karaktervolle personages

31
Q

Welke verhalen vermijd je best voor dramatiseren?

A

Verschillende plaats- en tijdswisselingen

32
Q

Welke activiteiten kan je doen in stadium 2 van dramatiseren?

A
  • Beweging: uitbeelden personages
  • Bgg: kledij, attributen en stukjes tekst samenstellen
  • Activiteit rond muzikale omlijsting
  • Decor maken
    Je kiest zelf klassikaal of deelgroepen
33
Q

Wat is de grootste struikelblok bij dramatisering?

A

De dialoog. Niet verplichten letterlijke tekst op te zeggen maar vaste tekst kan ondersteunend zijn.

34
Q

Wat gebeurt er in het laatste stadium van dramatisering?

A

KO vertelt verhaal met veel aandacht voor intrige terwijl de kleuters handelen en dialogeren. Muziek en andere effectjes worden nu toegepast.
De opvoering met publiek is geen must maar kan een bekroning zijn van hun werk.

35
Q

Kan een klas al een heel verhaal dramatiseren?

A

Hangt af van hun ervaring. Je kan (alle) speelbare delen eruit halen en de rest vertelt de KO.

36
Q

Waaruit kan je vertrekken om een boekje te maken?

A
Een verhaal (in versvorm voor de kleinsten) 
Naar aanleiding van een gesprek (pas op! geen dagboek! Mooie vertelvorm)
37
Q

Hoe verloopt het proces van het boekje maken?

A
  1. Verhaal nog eens vertellen
  2. Afspraken maken: wie doet wat en welke techniek? Welke passages?
  3. Tekeningen maken + bespreken: wat is er belangrijk? => eerste tekstvorm noteren
  4. Thuis definitieve tekst maken maar nog NIET bij de prenten schrijven (korte tekst)
  5. Voorstellen tekst aan kls + bij prenten schrijven (tekst links)
  6. Boekje in klasbib om te lezen
38
Q

Wat mag je niet doen vlak voor je een boekje maakt?

A

Een ander verhaal vertellen

39
Q

Welke soorten boekjes kan je maken?

A

Individueel kind
Bundeling van individuele bijdragen
Resultaat van groepsproces

40
Q

Hoe kan je differentiëren in het maken van boekjes?

A

Grote/ kleine bijdrage tot eindproduct
Aard van bijdrage: tekening of stukjes tekst
Blanco blaadjes of voorgestructureerde blaadjes