SYMBOLEN Flashcards
1
Q
U
A
spanning (V)
2
Q
I
A
stroomsterkte (A)
3
Q
R
A
weerstand (ohm)
4
Q
Q
A
hoeveelheid lading (C of Ah)
5
Q
G
A
conductantie (S)
6
Q
P
A
vermogen (W of V.A)
7
Q
W
A
elektrische arbeid (J of W.s)
8
Q
η
A
rendement (%)
9
Q
C
A
capaciteit van een condensator (F)
10
Q
H
A
magnetische veldsterkte (A/m)
11
Q
FL
A
lorentzkracht (N)
12
Q
Φ
A
flux(verandering) (Wb)
13
Q
B
A
fluxdichtheid = inductie (Wb/m²)
14
Q
E
A
elektromotorische spanning (V)
15
Q
L
A
zelfinductieweerstand (H)