study questions exam Flashcards
Welke tegenwerpingen zijn er bij de studie van de triniteitsleer?
- vanuit de islam en jodendom is het geloof in drie goden onaanvaardbaar. Zij vragen zicht kritische af of christenen het uitgangspunt van de Heilige Schrift, het abrahamitische monotheïsme, hebben losgelaten voor een nieuw, veredeld heidendom.
- triniteitsgedachte is irrelevant voor de praktijk van het christelijk leven
- triniteitsgedachte is onbelgrijpelijk, want als je erop doordenkt, wordt alles tamelijk speculatief en loop je vast in contradicties. Hoe is dat mogelijk: 1=3?
Waarom wist de kerk zich genoodzaakt om het oudtestamentische monotheïstische godsbeeld te modificeren tot een trinitarisch godsbeeld?
- vanuit OT zelf! (bv al bij de schepping, als de wereld gemaakt wordt doordat God spreekt (Woord) en de Geest over de wateren broedt en het verhaal van de drie mannen die bij Abraham op bezoek kwamen)
- toen een hele groep joden in Jezus van Nazareth de presentie van God zelf ervaren hebben. Niet iets van God, een aspect of deel van God, maar God zelf, de volheid van God lichamelijk present (Col 2:9)
Vanuit welke locus is de aanzet tot de triniteitsleer gegeven?
Vanuit de christologie! God zelf was in Christus. De christelijke gemeente wist zich geroepen om dit niet alleen in geloof, aanbidding en levenswandel recht te doen, maar ook in begrip. Begrip dat ook rechtdoet aan het besef dat daarmee God God blijft en de mens mens, want Gods (oneindige) volheid kan onmogelijk omvat worden door een (eindig) mens.
De belijdenis van het God-zijn van Christus leidde tot de belijdenis van de drie-eenheid van God.
Hoe schrijft Johannes over de trinitarische godheid?
(Er staat niets geschreven over de triniteit zelf in de bijbel!)
- Johannes grijpt terug op Genesis 1 en Spreuken 8
- In het evangelie van Johannes vinden we twee spanningen:
gelijkwaardigheid (Joh. 14:11) en ondergeschiktheid (Joh. 14:28)
het gesproken Woord (Joh. 1) en de geboren Zoon (Joh. 14:6)
Welk van deze twee lijnen van uitdrukking de betere is, of hoe zij geïntegreerd kun nen worden, hangt vooral af van enkele eigenschappen die in beide lijnen moeten voorkomen, zoals individualiteit en wil. De goddelijke personen zijn individueel, maar Gods wezen toch ook? En, heeft God één wil of hebben de personen elk een eigen wil? Dit vraagt om een verdere doordenking van wat Johannes getuigt
Hoe verklaart Origenes (3de eeuw) de goddelijke triniteit?
Origenes’ denken is beïnvloed door het Christelijk neoplatonisme afkomstig uit Alexandrië. Volgens Origenes zijn er drie hypostasen in de ene goddelijke geest, waarbij de tweede en derde hypostase van een lagere orde zijn:
1ste hypostase: de bron van de godheid: de Vader, Hij alleen is volstrekt onbegrensd (autotheos=God uit zichzelf)
2de hypostase: het gegenereerde beeld van God en tevens scheppingsplan: de Zoon (deuteros theos) /Logos (is er altijd al geweest)
3de hypostase: de geestkracht die de materiële schepping conformeert aan het beeld
Hoe radicaliseert Arius, Origenes’ ideeën?
vanuit het ‘grieks’ en het ‘joods’ denken:
- Alleen de Vader is God, al wat uit hem voortkomt is niet-God, en dus schepsel.
- Christus is het eerste schepsel dat God later in de geschiedenis liet verschijnen.Er was dus een tijd dat de Zoon/Christus er niet was. Alleen God is tijdloos.
Hoe wordt er gereageerd op de ideeën van Arius?
Alexander, bisschop van Alexandrië, meent dat dit noch de betere uitwerking van Origenes noch de betere uitleg van Joh 1:1 is. Op het concilie van Nicea krijgt hij de meerderheid achter zich, ook de steun van een andere jonge priester uit zijn stad, Athanasius.
De beslissende formulering van Nicea is: Vader en Zoon zijn ‘van dezelfde substantie’. De formulering van Nicea laat echter twee nadere interpretaties open: (a) Vader en Zoon hebben gelijke substantie, (b) hebben dezelfde substantie.
Wat gebeurt er na het concilie van Nicea? Door wie en hoe werd de visie nader uitgewerkt
In de 4e eeuw krijgen arianen aanvankelijk de meerderheid, Athanasius wordt 4x verbannen. De volkeren in de Balkan, die vanaf 410 Rome, Spanje en Noord-Afrika veroveren, zijn Ariaans.
Toch wint de visie van Athanasius tenslotte. De Alexandrijnen (huidig Egypte) en de Cappodocische Vaders (huidig Turkije) werken deze visie uit:
Gregorius van Nyssa: de Drie in God lijken op drie mensen die uit elkaar voortkomen, en zijn toch niet drie Goden. Gregorius van Nazianze heeft voorkeur voor de eerste lijn van uitdrukken in het Johannesevangelie: liever de triniteit gezocht in de volmaakte geest. Personen verschillen enkel van elkaar in hun onderlinge relatie.
Op het concilie van Constantinopel (381) wordt ook de Heilige Geest éen van wezen met de Vader en Zoon genoemd. Bij de Geest is niet zijn God-zijn het probleem, maar de vraag of Hij een goddelijke kracht of een goddelijke persoon is. Het concilie kwam uiteindelijk tot de grenzen: één oesia in drie hypostaseis.
Beschrijf de Augustijnse triniteitsleer
Augustinus staat kritisch tegenover triniteit volgens Gregorius van Nyssa: De menselijke familie (vader, moeder, kind) is een zeer gebrekkig beeld van de drie-ene God; de menselijke ziel of geest is een beter beeld. De ene geest met zijn drie geestesvermogen (geheugen, kennis, wil) lijkt een trinitarische structuur te heb ben. Toch is er een kardinaal verschil. Bij de mens zijn de drie geestesvermogens vermogens van één persoon, bij God niet. Want als een persona in God een geestesvermogen van God is, zou bv de Zoon het verstand van de Vader zijn en daarmee zou de Vader zelf zonder verstand zijn – een onacceptabele ongelijkheid van Vader en Zoon. Hoe kan de Zoon uit de Vader geboren worden als de Zoon iets heeft wat de Vader niet heeft? Augustinus’ De Trinitate eindigt in verlegenheid: quid tres? wat zijn die Drie toch? Waarom kunnen we God niet één persoon noemen, net als zijn beeld, de individuele mens? Maar hij buigt het hoofd voor het in zijn tijd al twee eeuwen oude kerkelijke spraakgebruik (vanaf mede-Afrikaan Tertullianus), dat Vader, Zoon en Geest persona’s noemt. In de Triniteit moet relatie iets essentieels en onveranderlijks zijn.
Welke Augustijnse erfenissen zijn aanwezig in de westerse triniteitstheologie?
- De goddelijke personen zijn alleen door relaties van oorsprong onderscheiden. De Vader is ‘van geen ander’, de Zoon is ‘van één ander’, de Geest is ‘van twee anderen’.
- De derde goddelijke persoon kan het best gekarakteriseerd worden als de band van liefde tussen de eerste en de tweede goddelijke persoon
Zonder dit kenmerk zijn Zoon en Geest niet te onderscheiden (Zou de Vader twee Zonen hebben). - De Triniteit is het beste te begrijpen als een structuur die eigen is aan de ene volmaakte geest. Augustinus bood hiervoor verschillende aanzetten, die in de Middeleeuwen geschift werden. Het draait om de ene geest met zijn twee geestelijke vermogens, kennen en willen. God die zichzelf kent is Vader en Zoon, subject en object van de ene volmaakte geest (en dat ‘object’ is dan het subject zelf). God die zichzelf wil (liefheeft), is Heilige Geest, de adem die uitgaat van Vader en Zoon.
Wat is een belangrijk verschil tussen het kennen en het willen van een volmaakt wezen?
Het kennen van een volmaakt wezen moet noodzakelijk zijn, maar diens willen niet. Echter menen veel antiek en modern denken, van Parmenides tot Spinoza en Hegel, dat ook volmaakt willen noodzakelijk is. Klassieke theologen vanaf de 12e en 13e eeuw maken een onderscheid: als een volmaakte wil gericht is op een noodzakelijk goed wezen (en alleen God is dat) is ook dit willen noodzakelijk. Dat maakt dat de voortkomst (processio) van de Geest in God (immanent) een noodzakelijke dynamiek is. Gericht op (iets van) de schepping is Gods willen contingent.
Wat is de filioque?
De filioque (wat in het latijn 'en uit de zoon' betekent) is de karakterisering van de Geest als persona uit twee andere personae, namelijk de Vader en de Zoon. De Geest is de liefdesband van Vader en Zoon (Augustinus). Dit idee was populair in het Westen.
Wat waren de historische consequenties van de filioque-questie
Historisch werd dit een breekpunt tussen de Oosterse en Westerse kerk, omdat in Westerse kerken dat woordje ‘filioque’ in het credo van Constantinopel (381) werd ingevoegd. Dit begint in Spanje (6e eeuw), wordt op het concilie in Aken (809) onder leiding van keizer Karel de Grote officieel erkend maar nog afgewezen door de paus, tot in 1014 ook de paus het aanvaardt. Daarop verbreken de Byzantijnen de kerkelijke gemeenschap (1054, schisma). Het Oosten verwijt het Westen dan ook van ‘christomonisme’. In het Oosten ging men monopatrisme leren: de Geest gaat ‘alleen van de Vader’ uit, de Zoon speelt daarbij geen enkele rol.
Welke theologische vragen spelen er bij de questie rond het filioque?
Theologisch gaat het om de vraag hoe strikt de Geest gebonden is aan Christus’ persoon en werk. Veel Westerse theologen zien in de pneumatologie een kans om breder te denken, met meer waardering voor het positieve buiten kerk en christendom.
Wat houdt negatieve theologie in?
Negatieve theologie houdt in dat God, in elk geval in zijn wezen, onbegrijpelijk en niet in concepten te vangen is. Hij is niet alleen boven elk begrip ver heven, maar ook boven elk zijn. Hiermee wordt ‘zijn’ in feite beperkt tot schepselmatig zijn, en wordt gesteld dat menselijke begripsvorming niet boven het menselijke (schepselmatige) kan uitstijgen. Maar als God gans anders (Barth) is dan alles in de schepping, kan niets in de schepping hem afbeelden. En kan God zichzelf ook niet in iets van schepping openbaren.
Wat houdt positieve theologie in?
Positieve theologie redeneert dat van de drie-ene God positieve zijnskenmerken gevonden kunnen worden, en het dus ook mogelijk is om in de schepping te zoeken naar gelijkenissen met Hem, met deze kenmerken. Omdat de hoofdstroom in het Westen ‘positief’ is, voelde het Westen zich daarom vrij om te zoeken naar afbeeldingen van Gods eeuwige Triniteit in de schepping. Die werden gevonden in verschillende gradaties. Dit laatste vooral omdat God niet lichamelijk is, zodat geestelijke wezens meer op hem lijken dan lichamelijke. In de fysieke schepping werden allerlei sporen (vestigia Trinitatis) van de Drie-eenheid gevonden; bij geestelijke wezens zoals engelen werd het beeld van God gevonden (imago Dei, zie Gen 1:26). In feite vinden we bij mensen beide: vestigia (in hun lichaam) en imago (in hun geest).
Wat was de visie van Richard van St. Victor op de triniteit?
Richard van St. Victor kwam tot zijn originele visie vanuit de Johannes-tekst ‘God is liefde’. Omdat liefde in eigenlijke zin liefde voor een ander is (niet voor jezelf alleen), en omdat volmaakte liefde in God niet kan ontbreken, moet er in God een volmaakte ander zijn. En als in God de liefde van de Eén voor de Ander geen égoisme à deux is, moeten zij samen op een Derde gericht zijn. Opvallend is, dat Richard het beeld van de drie-ene God niet in intermenselijke liefde zoekt, bv in een gezin of een groep vrienden of een gemeenschap van monniken of de kerk (‘waar twee of drie in mijn naam..’). Dit is Richards liefdestriniteit.
Wat typeert de triniteitsleer in de tweede helft van de 20ste eeuw
De laatste decennia wordt overal gezocht naar analogieën voor Gods triniteit in het sociale leven van mensen, buiten en binnen kerk. In deze zoektocht voelt men zich gesteund door de gedachte dat menselijke personen geen geïsoleerde individuen zijn, maar personen-in-relatie en daarin beeld van God zijn.
God is geen Alleenheerser, maar een volmaakte Gemeenschap, waarin elke afzonderlijke Persoon bestaat door en voor de ander. In deze ‘sociale triniteitsleer’ is meestal een sterk anti hiërarchische (democratische) tendens merkbaar, die maakt dat de goddelijke personen beschouwd worden als volstrekt gelijkwaardig en met elkaar verbonden in wederkerige relaties.