study questions exam Flashcards

1
Q

Welke tegenwerpingen zijn er bij de studie van de triniteitsleer?

A
  • vanuit de islam en jodendom is het geloof in drie goden onaanvaardbaar. Zij vragen zicht kritische af of christenen het uitgangspunt van de Heilige Schrift, het abrahamitische monotheïsme, hebben losgelaten voor een nieuw, veredeld heidendom.
  • triniteitsgedachte is irrelevant voor de praktijk van het christelijk leven
  • triniteitsgedachte is onbelgrijpelijk, want als je erop doordenkt, wordt alles tamelijk speculatief en loop je vast in contradicties. Hoe is dat mogelijk: 1=3?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom wist de kerk zich genoodzaakt om het oudtestamentische monotheïstische godsbeeld te modificeren tot een trinitarisch godsbeeld?

A
  • vanuit OT zelf! (bv al bij de schepping, als de wereld gemaakt wordt doordat God spreekt (Woord) en de Geest over de wateren broedt en het verhaal van de drie mannen die bij Abraham op bezoek kwamen)
  • toen een hele groep joden in Jezus van Nazareth de presentie van God zelf ervaren hebben. Niet iets van God, een aspect of deel van God, maar God zelf, de volheid van God lichamelijk present (Col 2:9)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vanuit welke locus is de aanzet tot de triniteitsleer gegeven?

A

Vanuit de christologie! God zelf was in Christus. De christelijke gemeente wist zich geroepen om dit niet alleen in geloof, aanbidding en levenswandel recht te doen, maar ook in begrip. Begrip dat ook rechtdoet aan het besef dat daarmee God God blijft en de mens mens, want Gods (oneindige) volheid kan onmogelijk omvat worden door een (eindig) mens.
De belijdenis van het God-zijn van Christus leidde tot de belijdenis van de drie-eenheid van God.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe schrijft Johannes over de trinitarische godheid?

A

(Er staat niets geschreven over de triniteit zelf in de bijbel!)

  • Johannes grijpt terug op Genesis 1 en Spreuken 8
  • In het evangelie van Johannes vinden we twee spanningen:

gelijkwaardigheid (Joh. 14:11) en ondergeschiktheid (Joh. 14:28)
het gesproken Woord (Joh. 1) en de geboren Zoon (Joh. 14:6)

Welk van deze twee lijnen van uitdrukking de betere is, of hoe zij geïntegreerd kun nen worden, hangt vooral af van enkele eigenschappen die in beide lijnen moeten voorkomen, zoals individualiteit en wil. De goddelijke personen zijn individueel, maar Gods wezen toch ook? En, heeft God één wil of hebben de personen elk een eigen wil? Dit vraagt om een verdere doordenking van wat Johannes getuigt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verklaart Origenes (3de eeuw) de goddelijke triniteit?

A

Origenes’ denken is beïnvloed door het Christelijk neoplatonisme afkomstig uit Alexandrië. Volgens Origenes zijn er drie hypostasen in de ene goddelijke geest, waarbij de tweede en derde hypostase van een lagere orde zijn:
1ste hypostase: de bron van de godheid: de Vader, Hij alleen is volstrekt onbegrensd (autotheos=God uit zichzelf)
2de hypostase: het gegenereerde beeld van God en tevens scheppingsplan: de Zoon (deuteros theos) /Logos (is er altijd al geweest)
3de hypostase: de geestkracht die de materiële schepping conformeert aan het beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe radicaliseert Arius, Origenes’ ideeën?

A

vanuit het ‘grieks’ en het ‘joods’ denken:

  • Alleen de Vader is God, al wat uit hem voortkomt is niet-God, en dus schepsel.
  • Christus is het eerste schepsel dat God later in de geschiedenis liet verschijnen.Er was dus een tijd dat de Zoon/Christus er niet was. Alleen God is tijdloos.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt er gereageerd op de ideeën van Arius?

A

Alexander, bisschop van Alexandrië, meent dat dit noch de betere uitwerking van Origenes noch de betere uitleg van Joh 1:1 is. Op het concilie van Nicea krijgt hij de meerderheid achter zich, ook de steun van een andere jonge priester uit zijn stad, Athanasius.
De beslissende formulering van Nicea is: Vader en Zoon zijn ‘van dezelfde substantie’. De formulering van Nicea laat echter twee nadere interpretaties open: (a) Vader en Zoon hebben gelijke substantie, (b) hebben dezelfde substantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er na het concilie van Nicea? Door wie en hoe werd de visie nader uitgewerkt

A

In de 4e eeuw krijgen arianen aanvankelijk de meerderheid, Athanasius wordt 4x verbannen. De volkeren in de Balkan, die vanaf 410 Rome, Spanje en Noord-Afrika veroveren, zijn Ariaans.
Toch wint de visie van Athanasius tenslotte. De Alexandrijnen (huidig Egypte) en de Cappodocische Vaders (huidig Turkije) werken deze visie uit:
Gregorius van Nyssa: de Drie in God lijken op drie mensen die uit elkaar voortkomen, en zijn toch niet drie Goden. Gregorius van Nazianze heeft voorkeur voor de eerste lijn van uitdrukken in het Johannesevangelie: liever de triniteit gezocht in de volmaakte geest. Personen verschillen enkel van elkaar in hun onderlinge relatie.
Op het concilie van Constantinopel (381) wordt ook de Heilige Geest éen van wezen met de Vader en Zoon genoemd. Bij de Geest is niet zijn God-zijn het probleem, maar de vraag of Hij een goddelijke kracht of een goddelijke persoon is. Het concilie kwam uiteindelijk tot de grenzen: één oesia in drie hypostaseis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf de Augustijnse triniteitsleer

A

Augustinus staat kritisch tegenover triniteit volgens Gregorius van Nyssa: De menselijke familie (vader, moeder, kind) is een zeer gebrekkig beeld van de drie-ene God; de menselijke ziel of geest is een beter beeld. De ene geest met zijn drie geestesvermogen (geheugen, kennis, wil) lijkt een trinitarische structuur te heb ben. Toch is er een kardinaal verschil. Bij de mens zijn de drie geestesvermogens vermogens van één persoon, bij God niet. Want als een persona in God een geestesvermogen van God is, zou bv de Zoon het verstand van de Vader zijn en daarmee zou de Vader zelf zonder verstand zijn – een onacceptabele ongelijkheid van Vader en Zoon. Hoe kan de Zoon uit de Vader geboren worden als de Zoon iets heeft wat de Vader niet heeft? Augustinus’ De Trinitate eindigt in verlegenheid: quid tres? wat zijn die Drie toch? Waarom kunnen we God niet één persoon noemen, net als zijn beeld, de individuele mens? Maar hij buigt het hoofd voor het in zijn tijd al twee eeuwen oude kerkelijke spraakgebruik (vanaf mede-Afrikaan Tertullianus), dat Vader, Zoon en Geest persona’s noemt. In de Triniteit moet relatie iets essentieels en onveranderlijks zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke Augustijnse erfenissen zijn aanwezig in de westerse triniteitstheologie?

A
  • De goddelijke personen zijn alleen door relaties van oorsprong onderscheiden. De Vader is ‘van geen ander’, de Zoon is ‘van één ander’, de Geest is ‘van twee anderen’.
  • De derde goddelijke persoon kan het best gekarakteriseerd worden als de band van liefde tussen de eerste en de tweede goddelijke persoon
    Zonder dit kenmerk zijn Zoon en Geest niet te onderscheiden (Zou de Vader twee Zonen hebben).
  • De Triniteit is het beste te begrijpen als een structuur die eigen is aan de ene volmaakte geest. Augustinus bood hiervoor verschillende aanzetten, die in de Middeleeuwen geschift werden. Het draait om de ene geest met zijn twee geestelijke vermogens, kennen en willen. God die zichzelf kent is Vader en Zoon, subject en object van de ene volmaakte geest (en dat ‘object’ is dan het subject zelf). God die zichzelf wil (liefheeft), is Heilige Geest, de adem die uitgaat van Vader en Zoon.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een belangrijk verschil tussen het kennen en het willen van een volmaakt wezen?

A

Het kennen van een volmaakt wezen moet noodzakelijk zijn, maar diens willen niet. Echter menen veel antiek en modern denken, van Parmenides tot Spinoza en Hegel, dat ook volmaakt willen noodzakelijk is. Klassieke theologen vanaf de 12e en 13e eeuw maken een onderscheid: als een volmaakte wil gericht is op een noodzakelijk goed wezen (en alleen God is dat) is ook dit willen noodzakelijk. Dat maakt dat de voortkomst (processio) van de Geest in God (immanent) een noodzakelijke dynamiek is. Gericht op (iets van) de schepping is Gods willen contingent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de filioque?

A
De filioque (wat in het latijn 'en uit de zoon' betekent)
is de karakterisering van de Geest als persona uit twee andere personae, namelijk de Vader en de Zoon. De  Geest is de liefdesband van Vader en Zoon (Augustinus). Dit idee was populair in het Westen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat waren de historische consequenties van de filioque-questie

A

Historisch werd dit een breekpunt tussen de Oosterse en Westerse kerk, omdat in Westerse kerken dat woordje ‘filioque’ in het credo van Constantinopel (381) werd ingevoegd. Dit begint in Spanje (6e eeuw), wordt op het concilie in Aken (809) onder leiding van keizer Karel de Grote officieel erkend maar nog afgewezen door de paus, tot in 1014 ook de paus het aanvaardt. Daarop verbreken de Byzantijnen de kerkelijke gemeenschap (1054, schisma). Het Oosten verwijt het Westen dan ook van ‘christomonisme’. In het Oosten ging men monopatrisme leren: de Geest gaat ‘alleen van de Vader’ uit, de Zoon speelt daarbij geen enkele rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke theologische vragen spelen er bij de questie rond het filioque?

A

Theologisch gaat het om de vraag hoe strikt de Geest gebonden is aan Christus’ persoon en werk. Veel Westerse theologen zien in de pneumatologie een kans om breder te denken, met meer waardering voor het positieve buiten kerk en christendom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt negatieve theologie in?

A

Negatieve theologie houdt in dat God, in elk geval in zijn wezen, onbegrijpelijk en niet in concepten te vangen is. Hij is niet alleen boven elk begrip ver heven, maar ook boven elk zijn. Hiermee wordt ‘zijn’ in feite beperkt tot schepselmatig zijn, en wordt gesteld dat menselijke begripsvorming niet boven het menselijke (schepselmatige) kan uitstijgen. Maar als God gans anders (Barth) is dan alles in de schepping, kan niets in de schepping hem afbeelden. En kan God zichzelf ook niet in iets van schepping openbaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt positieve theologie in?

A

Positieve theologie redeneert dat van de drie-ene God positieve zijnskenmerken gevonden kunnen worden, en het dus ook mogelijk is om in de schepping te zoeken naar gelijkenissen met Hem, met deze kenmerken. Omdat de hoofdstroom in het Westen ‘positief’ is, voelde het Westen zich daarom vrij om te zoeken naar afbeeldingen van Gods eeuwige Triniteit in de schepping. Die werden gevonden in verschillende gradaties. Dit laatste vooral omdat God niet lichamelijk is, zodat geestelijke wezens meer op hem lijken dan lichamelijke. In de fysieke schepping werden allerlei sporen (vestigia Trinitatis) van de Drie-eenheid gevonden; bij geestelijke wezens zoals engelen werd het beeld van God gevonden (imago Dei, zie Gen 1:26). In feite vinden we bij mensen beide: vestigia (in hun lichaam) en imago (in hun geest).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat was de visie van Richard van St. Victor op de triniteit?

A

Richard van St. Victor kwam tot zijn originele visie vanuit de Johannes-tekst ‘God is liefde’. Omdat liefde in eigenlijke zin liefde voor een ander is (niet voor jezelf alleen), en omdat volmaakte liefde in God niet kan ontbreken, moet er in God een volmaakte ander zijn. En als in God de liefde van de Eén voor de Ander geen égoisme à deux is, moeten zij samen op een Derde gericht zijn. Opvallend is, dat Richard het beeld van de drie-ene God niet in intermenselijke liefde zoekt, bv in een gezin of een groep vrienden of een gemeenschap van monniken of de kerk (‘waar twee of drie in mijn naam..’). Dit is Richards liefdestriniteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat typeert de triniteitsleer in de tweede helft van de 20ste eeuw

A

De laatste decennia wordt overal gezocht naar analogieën voor Gods triniteit in het sociale leven van mensen, buiten en binnen kerk. In deze zoektocht voelt men zich gesteund door de gedachte dat menselijke personen geen geïsoleerde individuen zijn, maar personen-in-relatie en daarin beeld van God zijn.
God is geen Alleenheerser, maar een volmaakte Gemeenschap, waarin elke afzonderlijke Persoon bestaat door en voor de ander. In deze ‘sociale triniteitsleer’ is meestal een sterk anti hiërarchische (democratische) tendens merkbaar, die maakt dat de goddelijke personen beschouwd worden als volstrekt gelijkwaardig en met elkaar verbonden in wederkerige relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Er kwam ook kritiek op de sociale triniteit van Richard van St. Victor. Leg dit uit

A
  • bij Richard is de notie te vinden dat de liefde van de Drie in God wederkerig is, maar niet dat daarmee de oorsprongsrelaties omkeerbaar zijn.
  • Vanaf het midden van de 13e eeuw wordt algemeen afstand genomen van Richards liefdestriniteit ten gunste van een meer augustijnse analyse, namelijk Christus als Woord van God
  • Men besefte dat vanuit Richards concept de eenheid van God in gevaar komt
20
Q

Welke alternatief komt er voor de sociale triniteit van Richard van St. Victor? Welke kritiek komt hierop?

A

Een triniteit als een gemeenschap van zich ontledigende personen. Balthasar stelt bijvoorbeeld dat de ene persoon persoon is door zichzelf ‘leeg te maken’ voor, zich over te geven aan, de andere persoon.

Maar kan de ene persoon zich totaal geven zodat de andere totaal ontstaat? Als bij dit geven de eerste persoon blijft, is het effect een reduplicatie, en als de eerste zich geheel weggeeft, is er geen eerste persoon meer – twee onacceptabele consequenties. En kan de tweede of derde persoon zich teruggeven? Als ook het teruggeven een totale gave is, heeft het dezelfde onacceptabele consequenties. Als dus een andere persoon door gave totaal ontstaat, kan zij wel teruggeven, maar alleen gedeeltelijk: via een daad, die een wil en verstand en kracht veronderstelt die zelf niet (terug)gegeven kunnen worden.
Zo wordt duidelijk dat een persoon nooit helemaal kan opgaan in een relatie

21
Q

Wat stelde Thomas van Aquino in het licht van de sociale triniteit? Welke kritiek kreeg hij hierop?

A

Thomas van Aquino stelde: in God is een persoon een relatie (persona = relatio subsistens).

Zijn meeste tijdgenoten (zoals Scotus) zeiden: dit is tegenstrijdig; een trinitarische persoon is God nader aangeduid door een interne relatie van oorsprong. Een persoon moet ook altijd een eigen (niet-relationele, ‘absolute’) kernidentiteit hebben. En die kern moet ongeveer zijn wat het moderne persoonsbegrip aangeeft! Zo gezien is een goddelijke persoon altijd ‘(de ene) God die..’ (en dan volgt een nadere bepaling).

22
Q

In welke zin is het woord ‘Rennaissance’, als typering van de laat-20ste eeuwse triniteitstheologie, zo dubieus?

A

Het is waar dat de triniteitsleer van Schleiermacher tot Barth weinig relevant leek in de christelijke theologie, onder meer door een soort boedelscheiding in theologische handboeken waarin eerst over de ene God en dan over de drie-ene God gesproken werd. Het laatste leek weinig toe te voegen aan het eerste. Maar toen dat veranderde bij Barth en Rahner, kozen zij nadrukkelijk voor God als éen volmaakte niet-fysieke persoon – terwijl de meeste theologen na hen een vorm van sociale triniteitsleer uitwerken en juist deze uitwerking gezien wordt als de renaissance. En die kan moeilijk een ‘hergeboorte’ heten aangezien de Triniteit nog nooit dermate sociaal is opgevat (ook niet bij de Cappadociërs, Richard, of Joachim van Fiore). Als nieuwe beweging is zij eerder een terugval in ‘heidendom’ (tritheïsme als vorm van polytheïsme).

23
Q

In de geschiedenis van de triniteitsleer zijn er viertal onderscheidingen aangereikt die voor elke triniteitsvisie van belang waren. Noem deze.

A
  • economisch-immanent
  • eigenschappen-personen
  • psychologisch-sociaal
  • persona-persoon
24
Q

Wat stelt de these van Rahner omtrent het onderscheid tussen economische en immanente triniteit?

A

de immanente triniteit is de economische, en omgekeerd. Door de genoemde boedelscheiding leek God twee kanten te hebben, een verborgen en een geopenbaarde, die losstaan van elkaar. Rahner: in beide gevallen is het dezelfde God! Door als Christus en als Geest in de geschiedenis te komen heeft God zich geopenbaard als Drie-enige. Neem zijn openbaring serieus: zij zegt iets over hoe God werkelijk en altijd al is! Rahner bedoelt dus niet: hef het onderscheid economisch-immanent maar op. Hij bedoelt ook niet: de economische triniteit is een soort kopie van de immanente.
Dat het onderscheid niet opgeheven kan worden vindt steun in allerlei theologische overwegingen.

25
Q

Leg uit hoe de lijn tussen economische en immanente triniteit zeer dun is, maar tegelijk van groot belang is

A

Economisch bewegen we ons op het vlak van daden, maar die moeten een wezen veronderstellen dat handelt en handelen kan, en daarmee zijn we op het immanente vlak. Een daad veronderstelt een persoon, en de kern van een daad, een wilsact, veronderstelt een wilsvermogen. Als je dit onderscheid niet maakt, schept God zoals de zon schijnt: op natuurnoodzakelijke wijze. Anders gezegd: als je niet onderscheidt tussen wezen en wil, kan je een natuuractiviteit niet van een persoonsactiviteit, een daad onderscheiden. Dan worden er geen keuzes gemaakt, wordt er niets gedaan, maar werkt of gebeurt er alleen iets.

26
Q

Er zijn veel postmoderne denkers die toch het onderscheid tussen persoon en daad lieten vallen. Wat was hier de reden voor? Wat wordt er hier op tegen gebracht?

A

Het onderscheid tussen persoon en daad, gaat terug op het onderscheid tussen wil(svermogen) en wilsact, zo redeneert men. Dit deed vragen oprijzen:

  • ‘wat is een wilsvermogen, zeker in een eeuwig wezen?’
  • ‘waarom volities en disposities van elkaar onderscheiden?’

Wel, omdat er anders geen vrijheid is, geen centrum in de geest/persoon; dan is er alleen een opborrelende natuur/Natuur. Het is dus nodig het onderscheid economisch-immanent te laten staan. Op zich is het geen trinitarisch onderscheid, maar een onderscheid dat vooral voortkomt uit het verschil tussen schepping en Schepper. De schepping vloeit niet voort uit Gods wezen of natuur, maar is een

27
Q

Wat onderscheidt goddelijke personen van goddelijke eigenschappen?

A

Een persoon is een bepaalde drager van eigenschappen. In God (zie de uitkomst van de ariaanse strijd met name in de verhelderingen van Augustinus) is een persoon de drager van al de eigenschappen, die alleen in enkelvoud voorkomen. En in God zijn er alleen drie, onderling verschillende dragers, die door relaties van oorsprong onderscheiden zijn.

28
Q

Hoe kijkt de (post)moderne theologie naar het onderscheid tussen persoon en eigenschap?

A

De (post)moderne theologie meent dat het onderscheid tussen persoon en eigenschap ontologische speculatie is, losgeslagen van een meer bijbels en gewoon-menselijk spreken. Zij heeft dus geen behoefte om de weg naar en na Nicea te hernemen, zij ziet daarin geen begripswinst. Er is dus geen onderscheid tussen het proprium (=het eigene) en het approprium (=de eigenschap). We kunnen geen appropriatie vaststellen zonder het proprium gevonden te hebben.

29
Q

Wat is het psychologisch model van de triniteitsleer?

A

‘Psychologisch’ is een term die rond 1900 gecreëerd is om de augustijnse benadering van de Triniteit te karakteriseren; in feite werd daarbij ‘psychologie’ nog in haar pre-freudiaanse betekenis gebruikt, nl. als leer van de vermogens in de menselijke ziel of psyche (wat wij mo menteel eerder philosophy of mind zouden noemen). Augustinus analyseert die vermogens op allerlei manieren en komt tot verschillende op Gods Triniteit lijkende triaden (zoals geheugen, verstand en wil). Maar, zo zegt hij, dat zijn in feite vermogens van één persoon.

30
Q

Wat is het sociaal model van de triniteitsleer? En hoe staat deze tegenover en naast het psychologisch model?

A

In het sociaal model wordt Gods triniteit niet verklaard naar analogie van de individuele menselijke ziel of geest, maar van de mens-in-gemeenschap.
Er zijn ook theologen die een middenweg zoeken. Bv Balthasar zegt dat we beide modellen nodig hebben om Gods realiteit te benaderen, maar dat deze realiteit zelf zo anders is, zo transcendent, dat beide modellen overstegen moeten worden. In deze visie is het gehalte aan negatieve theologie duidelijk hoger dan in één van de twee modellen.

31
Q

Wat voor triniteitsleer biedt de hedendaagse/postmoderne theologie aan?

A

Hedendaagse (‘postmoderne’) theologie biedt over het algemeen een economische triniteitsleer opgebouwd vanuit toenaderingseigenschappen en sterk sociaal van inzet of uitwerking. Zij meent over het wezen van God weinig te kunnen en mogen zeggen. Ze laat meestal de gehele klassieke theologie (van 300 tot 1800) liggen en grijpt direct terug naar de bijbel. Of zij nu orthodox of liberaal is, zij meent dat de klassieke theologie achterhaald of zelfs ontspoord is (als ‘Grieks’ of ‘ontotheologisch’ of ‘metafysisch’ denken). Ondertussen is men opgewekt bezig het wiel opnieuw uit te vinden.

32
Q

Wat is het verschil in betekenis tussen de hedendaagse term ‘persoon’ en de klassieke term ‘persona’?

A

Een persoon heeft de betekenis van een individu met vrije wil. Als het trinitarische persona dit zou betekenen, zijn er drie goddelijke individuen elk met een volmaakte vrije wil, zoals door de radicale sociaal-trinitarianist Richard Swinburne zou beweren. Augustinus zou onze definitie van ‘persona’ beslist afgewezen hebben. In de lijn van zijn analyse maken Middeleeuwers helder, dat Gods ene natuur individueel is, dat dit een geestelijke natuur is, zodat de drie-ene God één wil heeft (en niet drie willen), en dat de drie ‘personen’ van God alleen door onderlinge oorsprongsrelaties onderscheiden zijn. Het begrip persona in de westerse triniteitsleer tussen 400 en 1800 is dus echt iets anders dan het moderne en postmoderne persoon. Terwijl de kern van het moderne persoonsbegrip in de triniteitsleer (godsleer) óók nodig is, maar betrekking heeft op Gods ene geestelijke wezen.

33
Q

Langs welke twee lijnen valt het trinitarisch karakter weg bij de uitwerking van God als de ene volmaakte geest in de Moderne tijd (17de en 18de eeuw)?

A
  • Gods ene (geestelijke) natuur of substantie wordt gezien als één volkomen vrij kiezend subject. God is een niet-lichamelijk individueel wezen met een volmaakt verstand en een volmaakte wil, en kiest daarom ook volmaakt. Zijn trinitarische karakter wordt in toenemende mate als overbodig ervaren. Of zelfs als vreemd, als een tegenstrijdige of mythologische toevoeging aan de grondwaarheid, namelijk dat God één non-fysieke persoon is. Het al in de 16e eeuw opduikende unitarisme (Socinianen) krijgt in de 19e eeuw nieuwe verdedigers (Channing).
  • Gods ene geestelijke natuur is te zien als een volmaakt intellect dat logisch-noodzakelijk denkt en zó de grond in en achter alle dingen is. Alles is wat het moet zijn (Spinoza). Deze tendens zien we in de 19e eeuw terug in gehistorieerde vormen. De evolutie van de schepping en de wereldgeschiedenis wordt gezien als de activiteit van de absolute Geest die zich noodzakelijkerwijs ontplooit in een dialectisch proces (Hegel).

-

34
Q

Wat was de reactie in de 20ste eeuw op het modernisme, waarin het trinitarisch karakter wegviel? Wat was het effect hiervan?

A

Postmodernisme als reactie op moderniteit. Het wil af van het hele ontologische of metafysische denken, dat als te rationeel en als werkelijkheid vreemd ervaren wordt. Voor ‘persoon’ wordt, zoals we zagen, een nieuwe definiëring voorgesteld. Een persoon is geen individuele substantie met wezenlijke eigenschappen (bv verstand en wil) en accidentele eigenschappen (bv daden), maar een unieke dynamische realiteit die in relatie bestaat en uit relatie ontstaat. Dus zoals persoon, paradoxaal genoeg, in de augustijnse triniteitsleer ontdekt was. Alleen, bij postmoderne theologen valt, zowel in hun visie op God als in die op de mens, de ene geestelijke natuur sterk buiten beeld: hoe die in de persoon relaties of relatiepersonen bestaat of ontstaat, wordt niet of nauwelijks gethematiseerd.
Voor de triniteitsleer is het effect van deze intellectuele revolte, dat God gezien wordt als de intiemste gemeenschap van drie volmaakte subjecten die in en door elkaar bestaan en die samen scheppen, openbaren etc. Zij hebben mensen als sociale eenheden naar Hun beeld geschapen. Sommige theologen werken dit tamelijk expliciet uit, zoals Moltmann en zijn leerling Miroslav Volf. Anderen doen het iets terughoudender, zoals Pannenberg, of poëtischer, zoals recent Richard Rohr (The divine dance). Het is de dominante tendens in de triniteit theologie van de laatste 50 jaar, die ook in populariseringen stevig doorwerkt (bv Marc Ouellet of Almatine Leene). Augustinus is de grote boosdoener (zoals we horen bij bv Collin Gunton).

35
Q

Hoe staat de triniteitsleer in verband met andere theologische loci/themagebieden? Neem als voorbeeld het debat rond 1600 in de gereformeerde theologie tussen triniteitsleer en predestinatieleer

A
  • -Calvinistische theologen zeggen dat God het besluit neemt om sommige mensen eeuwige zaligheid te geven (zij gaan naar de hemel) en de anderen eeuwige veroordeling (zij gaan naar de hel). God zet Christus in om de eerste groep, die net als de tweede groep in zonde valt, te verlossen. De menswording van de Zoon is dus het middel tot uitvoering van het eeuwige decreet, dat los van Christus genomen is.
  • -Arminius en zijn volgelingen protesteren. Christus is voor alle mensen gestorven, hij heeft dus alle mensen willen redden en zalig-maken. Het is christelijker om te zeggen dat Christus, als de eeuwige Zoon van God die mens werd, altijd al mee-besloten heeft in de predestinatie van mensen. Barth zal het later nog sterker zeggen: Christus is de predestinerende God zelf.

Laten we in dit debat meedenken, vanuit datgene wat we ondertussen geleerd hebben. Vasthoudend aan het klassieke onderscheid tussen wezen en daden en aan een psychologische triniteit, moet gezegd worden dat de Zoon natuurlijk meebeslist in de eeuwige predestinatie: Hij is zelf ook God, de ene God die met zijn ene wil verkiest of verwerpt. Als er al een discrepantie in die beslissing zou zitten, dan ook in Christus zelf. Maar wat voor discrepantie zou dat zijn? Dat Christus alleen effectief sterft voor hen die in hem geloven. Ook voor de anderen was zijn dood meer dan genoegdoening voor hun zonden, maar zij geloven daar niet in. Arminianen én Gereformeerden zullen dit erkennen.

Hun enige (niet-trinitarische en niet-christologische) geschilpunt is: Wie zorgt voor het effect, dat een mens daadwerkelijk in Christus gelooft? De Drie-ene alleen? Of ook de mens? Geldt Augustinus’ regel: ‘God schept ons zonder ons maar redt ons niet zonder ons’, of geldt die niet? Houden we vast aan het meebeslissende aandeel van mensen zelf in hun definitieve lot – in feite met Arminianen én Gereformeerden – dan kunnen we niet zeggen dat we met Christus als verkiezende God een liefdevolle Heer hebben dan zonder Christus. Wel, dat God alleen verwerpt wie Christus verwerpt.

Sommige gereformeerden, vooral zij die door verbondstheologie beïnvloed zijn, zeggen: Vader en Zoon hebben, al voor de wereld geschapen werd, een pact gesloten (pactum salutis), met als inhoud: als mensen vallen, zal de Eén hun straf eisen en de Ander die straf wegdragen. Hier komt een onmiskenbaar sociale triniteitsvisie in het spel. iemand als Petrus van Mastricht, leerling van Voetius en Coccejus, spreekt van de Triniteit als ‘het hemelse gezin’.

36
Q

Waarom is rationaliteit zo belangrijk in de triniteitsleer?

A

Rationaliteit met haar eigen regels heeft een beperkte maar onmisbare rol in theologische bezinning. De reflectie kan vreselijk ontsporen als zij niet meer teruggekoppeld wordt naar de Bijbelteksten. Maar als zij biblicistisch wordt, denkt zij niet meer.
Nu maakt denken een eigen geschiedenis door. Daarin hebben zich enkele aardverschuivingen voor gedaan. De grootste zijn die tussen Antiek denken en christelijke oudheid, tussen christelijke middeleeuwen en moderne tijd, en tussen moderne tijd en postmoderne tijd.

37
Q

Welke twee dingen moeten vastgehouden worden bij de ontwikkeling van een triniteitsvisie?

A

Het Woord is vlees geworden en God is in de tijd verschenen. Het is God zelf (niet iets van hem) en het is historisch gebeurd (in onze empirische, tijdgebonden werkelijkheid). Een pre-existente mens, zoals de arianen aannamen, zegt te veel en te weinig: te veel om dat Christus als schepsel pas vanaf zijn conceptie in de schoot van Maria is ontstaan (en niet al voor de schepping bestond) en te weinig omdat Christus als God vóor alle dingen bestaat, ongeschapen, in eeuwigheid. Waarachtig mens en waarachtig God.

38
Q

Welke triniteit is noodzakelijk? De immanente triniteit of de economische triniteit? Waarom?

A

De immanente triniteit is noodzakelijk, de economische contingent, omdat de eerste wezenlijk voor God is (God is drie-enig ook los van de schepping) en de laatste een unieke daad van God is (de zending van Zoon en Geest in de geschiedenis). De processiones (het eeuwige voorbrengen van de Zoon en het voortkomen van de Geest in God) zijn dus noodzakelijk, maar de missiones (de zending van Zoon en Geest in de tijd) zijn contingent.

39
Q

zijn de personen het best af te leiden van, of zelfs noodzakelijk gegeven met, de twee fundamentele geestelijke eigenschappen kennen en willen?

A

Het is waar dat, als de geestesvermogens op God zelf gericht worden, er een tweede en derde persona ‘ontstaan’: God zoals Hij zichzelf kent en God zoals Hij zichzelf wil/liefheeft. Maar de zo ontstane persona’s omvatten niet kennen én willen. En zo lijkt er dus toch een ongelijkheid en onvolledigheid tussen hen te bestaan.

40
Q

Wat is de triniteitsleer volgens Karl Barth? Welke problemen ondervindt zijn triniteitsleer?

A

Karl Barth zette de vernieuwing van de triniteitsleer in met merkwaardig ‘algemeen’ aandoende beschouwingen over de drieslag die geïmpliceerd
zou zijn in locuties als ‘God spreekt’ en ‘God openbaart zichzelf als Heer’.
Analyseren we die locuties grammaticaal naar subject, object en predicaat, dan zouden ze ons meteen al confronteren met de drievoudige bestaanswijze (als ‘Offenbarer, die Offenbarung und das Offenbarsein’) van de zich openbarende God.
In de tweede plaats is het opmerkelijk dat Barth niet wil spreken over drie goddelijke personen, maar over drie Seinsweisen. Maar Barths
pleidooi ervoor doet merkwaardig modalistisch aan. Slechts het wezen Gods is volgens Barth persoon in de eigenlijke zin van het woord. De drie zijnswijzen vormen een drievoudige ‘herhaling’ van deze enkelvoudige persoonlijkheid.

41
Q

Wat is de triniteitsleer volgens Karl Rahner? Welke problemen ondervindt zijn triniteitsleer?

A

Zijn lapidaire stelling klinkt als volgt: ‘Die ökonomische Trinität ist die immanente und umgekehrt’. Deze werd bekend als Rahners’ regel. Rahner trachtte op deze wijze enerzijds het praktische isolement van de leer aangaande de immanente triniteit op te heffen door deze te betrekken op de heilsgeschiedenis, en anderzijds (met Barth) elke suggestie dat
achter de drieënige Deus revelatus nog weer een mogelijk geheel andere Deus absconditus schuilgaat te ontkrachten. Tegelijk weigerde diezelfde Rahner evenals Barth om over Vader, Zoon en Geest als onderscheiden personen te spreken. Het tegenvoorstel dat hij deed, luidde ‘drei distinkten Subsistenzweisen’, maar zij is kerugmatisch natuurlijk zeer onhandig, omdat ze de eeuwenoude verbinding tussen triniteitsleer en theologische geheimtaal gewoon voortzet.

42
Q

Wat is de triniteitsleer van LaCugna? Welke problemen ondervindt zijn triniteitsleer?

A

LaCugna vat Rahner’s regel zó op, dat ze eigenlijk alleen nog maar over een economische triniteit wil spreken. ‘To theorize about God as if God were not in relationship (deus in se).’ God is, zoals de titel van haar boek al aangeeft, immers geen ander dan God-voor-ons. Zo trekt men de regel van Rahner echter op een onverantwoorde wijze scheef. Want op deze wijze kan geen recht meer gedaan worden aan de zelfstandigheid van God, noch aan de vrijheid waarin God ervoor kiest om mensen te scheppen en zich tot hen te verhouden. God dreigt op die manier een functie te worden van de geschiedenis

43
Q

Wat is de triniteitsleer van Moltmann? Welke problemen ondervindt zijn triniteitsleer?

A

Moltmann tracht het heilsgebeuren zoals dat zijn brandpunt vindt op Golgotha dermate serieus te nemen dat dit zich niet ergens buiten en los van God
afspeelt, maar in God. In die zin is de economische triniteit bij hem de immanente triniteit. Te waarderen valt daarbij Moltmanns inzet om te voorkomen dat het heilshandelen van God toch nog weer extern en secundair wordt ten opzichte van wat zich afspeelt in Gods diepste wezen.
Maar problematisch blijft dat Gods onafhankelijkheid en vrijheid ten opzichte van de geschiedenis niet meer consistent gearticuleerd kunnen worden.

44
Q

Wat is de triniteitsleer volgens Pannenberg?

A

De wortel van de triniteitsleer ziet Pannenberg evenals Barth in de openbaring gelegen, maar dan niet in een formeel opgevat openbaringsbegrip doch in de materiële inhoud van de openbaring, te beginnen met de Koninkrijksprediking van Jezus, waarin Jezus zichzelf onderscheidt van God. In plaats van dit soort teksten te zien als bewijs voor de niet-goddelijkheid van Jezus, of ze slechts te betrekken op Jezus’ menselijke natuur, stelt Pannenberg nu dat ‘…Jesus sich gerade in seiner Selbstunderscheidung von Gott als der Sohn Gottes erweist.’ Met het gebeuren in de tijd correspondeert dus een stand van zaken in de eeuwigheid. De monarchie van de Vader wordt door Pannenberg dus voluit
eschatologisch verstaan. Hij bereikt hier een aantal dingen:
1) De wortel van de triniteitsleer voluit in de heilsgeschiedenis gesitueerd om vervolgens van daaruit de drieheid ten volle serieus te nemen.
2) De niet-hiërarchische gelijkheid van de drie personen worden serieus genomen.
3) De monarchie van de Vader wordt vanuit de eschatologie benaderd.
4) Er is een evenwicht tussen tijd en eeuwigheid, economische en immanente triniteit
5) De relaties tussen de drie personen zijn niet louter oorsprongsrelaties, maar worden gestempeld door wederzijdse samenwerking
6) De eigenschappenleer wordt de locus waar het niet ineens weer over een andere, unitarische God gaat, maar waar de eenheid van de drieënige God systematisch wordt doordacht.

45
Q

Wat is de triniteitsleer volgens Abelardus? Welke kritiek kreeg hij te verduren?

A

In zijn nieuwe aanpak, die zeker deel uitmaakte van zijn aantrekkingskracht, ging hij in feite terug achter het standpunt van Anselmus op twee manieren.

  • Enerzijds keerde Abélardus terug naar het idioom van de Schrift en versterkte hij de analyse van macht, wijsheid, en goedheid als verklaring van de Drie-eenheid.
  • Aan de andere kant hervatte hij een oudere, meer ouderwetse conceptuele articulatie van de drie-enige God, vooral in zijn relatie tot de schepping. Vanuit deze opvatting van de almachtige, alwijze en al-goede God beantwoordde Abélardus een aantal vragen over wat God kan doen, weten en willen. Hij concludeerde, vooral vanuit Gods meest eminente bezit, namelijk de liefde, dat hij moest scheppen en mens moest worden. Perfecte liefde maakt zowel creatie als incarnatie nodig.

De respons was heftig. Willem van St Thierry, ondersteund door zijn vriend Bernardus van Clairvaux, slaagde erin deze opvatting officieel veroordeeld te krijgen. In het klooster van St Victor, waar Willem van Champeaux zich had teruggetrokken na zijn publieke nederlaag van zijn leerling Abelardus, bleek ook Hugo van St. Victor behoorlijk kritisch te zijn. Hugo wees Abélardus’ liefdesdeterminisme in het bijzonder af. Liefde is zeker een essentiële eigenschap van God, maar dat betekent niet dat hij noodzakelijkerwijs de wereld of de mensheid liefheeft. zijn daden met betrekking tot de schepping zijn gratis.