stralingsfysica1 Flashcards

1
Q

voor welke onderdelen zijn radiografieën onmisbaar?(3)

A
  • anamnese
  • klinisch onderzoek
  • radiologisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stelling; graad van zwarting is afhankelijk van densiteit van het object

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zwarting + uitleg (3)

A
  • witte delen; straling gestopt
  • zwarte delen; straling doorgelaten
  • grijze delen; variabele attenuatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

radiolucentie

A

straling doorgelaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

superimpositie

A

informatie uit het beeld is beperkt of zelfs misleidend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beeldkwaliteit hangt af van(5)

A
  • contrast
  • geometrie; gebruik van richtapparatuur
  • karakteristieken stralenbundel
  • beeldscherpte
  • resolutie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geometrie

A

object en receptor zijn evenwijdig, stralenbundel is loodrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

röntgenstraling

A

hoog energetische elektromagnetische straling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

atoomnummer Z

A

aantal protonen = aantal elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

neutron nummer N

A

aantal neutronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

atoommassa A

A

A = Z+N

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

radio-isotopen

A

onstabiele kern, radio-actieve desintegratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

goed/fout?

  • neutronen hebben een positieve lading
  • protonen hebben geen lading
  • elektronen hebben een negatieve lading
A
  • fout; neutronen hebben geen lading
  • fout; protonen hebben een positieve lading
  • goed; elektronen hebben een negatieve lading
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

neutraal atoom (=Z)

A

aantal protonen = aantal elektronen –> atoom in rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ionisatie

A

e- verwijderd –> positief ion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

excitatie

A

e- verplaatst zich naar een hogere schil

17
Q

energie eenheid van elektron

A

eV = electron volt

18
Q

2 botsingen waarbij hitte vrijkomt

A
  • afbuiging

- excitatie/ionisatie

19
Q

afbuiging (botsing waarbij hitte vrijkomt)

A

het nauwelijks raken en afgebogen worden en een paar andere e- raken en steeds warmte afgeven

20
Q

excitatie/ ionisatie (botsing waarbij hitte vrijkomt)

A

ionen worden afgeschoten

21
Q

2 botsingen waarbij X-stralen vrijkomen

A
  • remstraling

- karakteristieke straling

22
Q

remstraling (botsing waarbij X-stralen vrijkomen)

A

e- komt vlakbij de kern en wordt afgeremd. meest frequent komen stralingen voor waarbij weinig E voorkomt

23
Q

wat levert remstraling

A

continu spectrum –> kleine afbuigingen. lage energie fotonen hebben een laag penetratievermogen –> dragen niet bij tot nuttige straling

24
Q

karakteristieke spectrum

A

e- wordt weggeschoten uit de binnenste (K of L) schil. hierdoor gaan e- van andere schillen naar de binnenste schil verplaatsen

25
karakteristieke spectrum, K en L lijnen
L- lijn is onbelangrijk | K-lijn --> belangrijk van 69,5 kV
26
X-stralen
golfpakket energie van elektromagnetische straling. ontstaan op atomair niveau
27
foton
elk golfpakket is een quantum energie
28
X-stralenbundel
miljoenen fotonen van verschillende energie
29
diagnostische stralenbundel varieert in; (2)
- intensiteit | - kwaliteit
30
korte golflengte X-straling
hogere energie --> hogere penetratievermogen
31
langere golflengte x-straling
lagere energie --> zachte straling, weinig penetratievermogen
32
4 interacties met materie
- verstrooid zonder energieverlies - helemaal geabsorbeerd met totaal energieverlies - verstrooid met zekere absorptie en energieverlies - onveranderde doorgang
33
foto-elektrisch effect
helemaal geabsorbeerd met totaal energieverlies | --> leidt tot ionisatie van het weefsel
34
compton effect
verstrooid met zekere absorptie en energieverlies
35
geattunueerd/ attenuatie
geabsorbeerd/verstrooid --> absorptie + strooistraling
36
6 variabelen voor het maken van RX
- tubus voltage = kV - tubus stroom = mA - afstand van het onderwerp = d - belichtingstijd = t - filtratie - materiaal object
37
strooistraling
verandering van richting van het foton --> dit kan met/zonder verlies van energie
38
kennis vereist van(3)
- radiografische schaduwen - 3D anatomische structuren - beperkingen door 2D- beeld en superposities
39
isotopen
atomen met dezelfde Z, verschillende A en verschillende N