Strafrecht Begrippen H9-16 Flashcards

1
Q

Taken OM (3)

A
  • opsporing en vervolging
  • tenuitvoerlegging van vonissen
  • uitvoeren uitspraken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Opportuniteitsbeginsel

A

OvJ mag in alle gevallen op grond van beleidsmatige overwegingen de wenselijkheid van de vervolging beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sepot

A

Besluit tot afwijzen van een strafzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beleidssepot

A

Seponering van zaak die technisch gezien wel tot veroordeling zou kunnen leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Technisch sepot

A

Niet mogelijk om te vervolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vervolgingsbeletsel

A

Reden waarom in een concrete situatie vervolging niet is toegestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Territorialiteitsbeginsel

A

In welke gevallen de Nederlandse strafwet van toepassing is op een gepleegd strafbaar feit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Klacht

A

Bijzondere aangifte, klager vraagt om vervolging. Bij sommige delicten nodig voor OvJ voor vervolging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ne bis in idem

A

Iemand kan niet tweemaal voor hetzelfde strafbare feit worden vervolgd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Externe openbaarheid

A

Gaat om publieke toegang tot strafproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Interne openbaarheid

A

Alle procesdeelnemers moeten de volledige beschikking kunnen hebben over alle informatie uit het dossier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Equality of arms

A

Processuele gelijkheid tussen de verdachte en de vervolgende instantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inquisitoir

A

Voorbereidend onderzoek (onderzoekend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aquisitoir

A

Verhouding tussen de verdachte en aanklager, terechtzitting (beschuldigend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Onmiddellijkheidsbeginsel

A

Zittingsrechter raadpleegt in principe de meest authentieke bron zoals getuigenverklaring op schrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dagvaarding

A

Schriftelijke mededeling aan verdachte dat hij terecht moet staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

4 functies van dagvaarding

A
  • aanduiden van persoon van de verdachte
  • oproepen tot verschijning (met plaats en datum)
  • beschuldiging
  • informeren omtrent strafprocessuele rechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Eenvoudige telastlegging

A

Een feit is vermeldt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Primair subsidiaire tenlastelegging

A

Twee feiten vermeld, eerste primair niet bewezen betekent dat tweede subsidiair eventueel wel wordt bewezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Cumulatieve tenlastelegging

A

Meerdere feiten komen tot uitdrukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Alternatieve tenlastelegging

A

Vrije keuze van de rechter tussen twee feiten die een gelijke status hebben

22
Q

Tenlastelegging

A

Voordragen van een zaak door OvJ

23
Q

Requisitoir

A

OvJ geeft visie op zaak en spreekt strafeis uit

24
Q

Pleidooi

A

Naar voren brengen van alles wat in belang van verdediging is

25
Q

Repliek

A

Reactie van OvJ op pleidooir

26
Q

Dupliek

A

Reactie van raadsman op repliek van OvJ

27
Q

Bewijsmiddel

A

Bewijsmateriaal dat aan bewezenverklaring ten grondslag wordt gelegd

28
Q

Tijdens onderzoek ter terechtzitting verzameld bewijsmateriaal (4)

A
  • eigen waarneming rechter
  • verklaring verdachte
  • verklaring getuige
  • verklaring deskundige
29
Q

Niet tijdens het onderzoek ter terechtstelling verzameld bewijsmateriaal (4)

A
  • verklaring verdachte (proces-verbaal)
  • verklaring verdachte (schriftelijk)
  • overige processen-verbaal
  • verslag deskundige (schriftelijk)
30
Q

Bewijsminimumregels (3)

A
  • hoofdregel: minimaal 2 bewijsmiddelen in totaal voor bewezenverklaring
  • uitzondering: minimaal 1 als het gaat om een proces-verbaal van een opsporingsbeamtenaar
  • uitbreiding: ondervraging getuige door verdachte
31
Q

Terbeschikkingstelling TBS

A

Maatregel met poging herhaling te minimaliseren

32
Q

Schadevergoedingsregel

A

Reparatoire maatregel rechtsverhoudingen teruggebracht in oorspronkelijke staat

33
Q

Strafbedreiging

A

Stellen van een sanctie op ongeoorloofd gedrag

34
Q

Hoofdstraffen

A

Gevangenis en hechtenis

35
Q

Gevangenisstraf

A

Misdrijven, tijdelijk (=30) of levenslang

36
Q

Hechtenis

A

Overtreding of enkele misdrijven, max 1 jaar

37
Q

Taakstraf

A

Alle delicten behalve ernstig zeden of geweldmisdrijf of wanneer in vijf voorgaande jaren al taakstraf had

38
Q

Geldboete

A

Per delict verschillend, min 3 euro, aan de staat

39
Q

Bijkomende straffen (3)

A
  • verbeurd verklaring (van goederen)
  • omzetting van rechten (ambt of beroep niet meer uitvoeren)
  • openbaar maken van rechterlijke uitspraken
40
Q

Maatregelen (7)

A
  • omzetting van verkeer
  • ontnemingsmaatregel ( van voordeel)
  • schadevergoeding
  • plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis
  • terbeschikkingstelling (dwang of voorwaarden)
  • plaatsing in inrichting van stelselmatige dader
  • vrijheidsbeperkende
41
Q

Rechterlijk pardon

A

Veroordeling zonder oplegging van sanctie

42
Q

Eendaadse samenloop

A

Strafbaar feit dat valt binnen meer dan één strafbepaling

43
Q

Meerdaadse samenloop

A

Meerdere strafbare feiten gepleegd

44
Q

Ad informandum

A

Niet ten laste gelegde feiten die de verdachte heeft gepleegd

45
Q

Schriftuur

A

Klaagschift waarin appellerende partij aangeeft wat de bezwaren zijn tegen het vonnis in eerste aanleg

46
Q

Verzuim van vormen

A

Door gerechtshof niet in acht nemen van bepaalde voorschriften de niet naleving hiervan levert nietigheid op

47
Q

Schending van het recht

A

Wanneer ene criterium niet juist wordt toegepast

48
Q

Bezwaarschrift tegen dagvaarding

A

Klacht over bepaalde strafvorderlijke handelingen die geen beslissing van de rechter zijn

49
Q

Monistisch stelsel

A

Verdragsrecht maakt deel uit van Nederlands recht zodra her verdrag bekend wordt gemaakt

50
Q

Ieder verbindende verklaringen

A

Zonder actie van de nationale wetgever geschikt zijn voor toepassing door rechter

51
Q

Belangrijkste rechten van het EVRM (8)

A
  • recht op leven
  • verbod op foltering
  • recht op veiligheid en vrijheid
  • recht op eerlijk proces
  • legaliteitsbeginsel
  • recht op privacy
  • vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst
  • vrijheid van mening
52
Q

Wat zijn de drie stappen voor rechtsvinding

A
  1. Wat is de rechtsvraag die moeten beantwoord?
  2. Welke rechtsregel moet worden gehanteerd bij de beantwoording van de rechtsvraag (wetgeving, jurisprudentie, verdragen, literatuur
  3. Hoe moet de gevonden rechtsregel worden toegepast op de feiten in de casus?