stoornissen en afwijkingen Flashcards

1
Q

ags (adrenogenitaal syndroom)

A

Een ernstige erfelijke ziekte (autosomaal recessief), veroorzaakt door een enzymtekort in de bijnier (dit zorgt voor een tekort een cortisol en aldosterone (zoutsparend hormoon)), een overproductie van 17-hydroxyprogesteron en van mannelijke hormonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cht (congenitaal hypothyreoidie)

A

Een aangeboren tekort van de werking van de schildklier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

primaire cht

A

de oorzaak ligt in de schildier zelf. Er kan dan sprake zijn van een aanlegstoornis van de schildklier zelf of een biochemische stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

secundaire cht

A

de oorzaak ligt buiten de schildklier, op het niveau van de hypofyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tertiaire cht

A

de oorzaak ligt op het niveau van de hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pku (phenylketonurie)

A

Een erfelijk aangeboren stofwisselingsziekte (autosomaal recessief) in de aminozurenstofwisseling. De ziekte berust op de verminderde werking van het enzym 1- phenulalanine hydroxylase. Dit enzym zorgt ervoor dat de omzetting van het aminozuur fenylalanine in een ander aminozuur, tyrosine (aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten). Bij PKU-patiënten is deze omzetting gestoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cataract

A

staar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

glaucoom

A

stijging van druk binnen het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

retinoblastoom

A

oogkanker, kan levensbedreigend zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

strabismus

A

scheelzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

refractie stoornissen

A

brekingsafwijkingen van invallend licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

amblyopie

A

lui oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

oesophagusatresie

A

een aangeboren slokdarm afsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stenose

A

verharding/vernauwing van het gedeelte van de slokdarm die is geopereerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

anusatresie

A

= een aandoening, waarbij het normale uiteinde van de endeldarm, de anus, niet aanwezig is of op een abnormale plaats is gelegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(poly)hydramnion

A

Dit is een toestand waarbij te veel vruchtwater zich opbouwt tijdens de zwangerschap.

17
Q

oligohydramnion

A

Als de baby het niet uitplast maar wel doorslikt zal er een tekort zijn aan vruchtwater:

18
Q

meconium

A

de eerste ontlasting van de baby binnen 24 en uiterlijk 48 uur

19
Q

fysiologische icterus (hyperbilirubinemie)

A

een gele verkleuring van de huid en het oogwit binnen de eerste paar dagen na de geboorte. Dit komt na de 2e dag na de geboorte voor en neemt na ongeveer de 4e dag weer geleidelijk af, het komt bij iedere baby voor (geelzucht).

20
Q

bilirubine

A

aanmaakproduct van hemoglobine

21
Q

pathologische icterus

A

een gele verkleuring van de huid en het oogwit van de foetus, maar dit komt al voor de 2e dag of na de 7e dag na de geboorte voor. Dit wil zeggen dat er iets aan de hand is. Dit komt vaker voor bij premature kinderen.