kinderoncologie Flashcards

1
Q

neuroblastoom

A

een embryologische tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wilms’ tumor

A

bevinden zich meestal in de buik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

osteosarcoom en ewing’s srcoom

A

bot tumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

lumbaalpunctie

A

ruggenprik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

been merg punctie

A

prik in de heup om beenmerg af te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aplasie

A

minder witte bloedcellen zorgen voor lage weerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

chemotherapie

A

stoppen van celdeling door schade aanbrengen aan de cel (ook goede cellen )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

radiotherapie

A

stoppen celdeling door straling, hierdoor dna-schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

port-a-cath

A

katheter die wordt geimplanteerd in een grote ader, meestal net onder het sleutelbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sonde

A

toediening van voedsel doormiddel van een buisje naar de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ALL (acute lymfatische leukemie)

A

kanker van het bloed en beenmerg, overproductie onrijpe b- en t-lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sepsis

A

bloedvergifteging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ANLL (acute niet lymfatische leukemie) / AML (acute myeloide leukemie)

A

bloedkanker ontstaan in het beenmerg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dipperiode

A

7 tot 14 dagen na de chemokuur, meest vatbaar voor infecties enzo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kiemarme voeding

A

zo veel mogelijk vrij van schimmels, gisten en ziekteverwekkers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

omgekeerde isolatieverpleging

A

alle kamers voorzien van een sluis

17
Q

orale mucositis

A

ontstekingsreactie in de mond

18
Q

osteosarcoom

A

kwaadaardige tumor die ontstaat uit cellen die bot vormen, de osteoblasten

19
Q

oedeem

A

vocht om de tumor heen

20
Q

CVC (centraal veneuze catheter)

A

kunststof slangetje dat tussen het sleutelbeen en de tepellijn in de hals word geplaatst