Stof week 5 t/m 8 Flashcards

1
Q

Wat is de demografische transitie?

A

Er vindt tijdens de demografische transitie in een tijdsbestek van 100 tot 150 jaar een overgang plaats van een situatie met hoge sterfte- en geboortecijfers naar een situatie met lage sterfte- en geboortecijfers. De daling van de geboortecijfers treedt later op dan die van de sterftecijfers, omdat het enige tijd duurt voordat mensen hun reproductiegedrag aanpassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De daling van het sterftecijfer berust op een radicale verschuiving in doodsoorzaak. Deze verschuiving word de epidemiologische transitie genoemd. Uit welke fase bestaat deze?

A
  • tijdperk hongersnoden en epidemieën
  • tijdperk van afnemende pandemieën (1875 - 1920)
  • tijdperk van degeneratieve en door de mens veroorzaakte aandoeningen (1920 - 1970)
  • tijdperk van afname van degeneratieve aandoeningen en terugkeer van infectieziekte (1970 - nu)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke argumenten had Thomas McKeowns tegen dat de gezondheidszorg een belangrijk effect had op de sterftecijfer daling?

A
  • de daling kan grotendeels worden toegeschreven aan een daling aan de infectieziekte sterfte
  • voor midden 20ste eeuw geen effectieve behandeling tegen infectieziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke oorzaken heeft de sterftecijfer daling in de afgelopen 150 jaar?

A
  • hygiënische maatregelen

- toename van welvaart (meer eten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de WHO definitie van gezondheid?

A

een toestand van volledig fysiek, mentaal en maatschappelijk welbevinden, en niet louter de afwezigheid van ziekte of gebrek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 3 mogelijke definities van ziekte zijn er?

A
  • De ervaren ziekte (illness: ‘Ik voelde mij af en toe zo ziek’). Dit is de subjectieve ervaring van ziekte (klachten, beperkingen, onwelbevinden) die alleen via
    navraag bij de betrokkene te meten is.
  • Ziekte in de strikte zin van het woord: Ziekte is hier de aanwezigheid van een aandoe- ning waarvoor een medische diagnose kan worden gesteld.
  • Ziektegedrag: mensen gedragen zich ziek, thuis blijven van werk of naar de dokter gaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is er sprake van pernitale asfyxie?

A
  • Apgar <= 3 na 5 min.
  • Navelstreng pH < 7
  • neurologische symptomen of multi-orgaanfalen in neonatale periode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aan welke voorwaarde moet een baby voldoen om een behandeling te starten met gecontroleerde hypothermie?

A

Baby moet aan alle van de onderstaande voorwaarde voldoen:

  • Apgar <= 3 na 5 min.
  • Navelstreng pH < 7
  • Thompsen > 7
  • BE < -16
  • meer dan 36 weken in de buik
  • < 6 uur post partum

De baby word gekoeld tot 33.5 graden gedurende 72 uur. Number needed to threat is 7.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit welke 7 factoren bestaat het foresight model?

A
  • biologische factoren
  • voedselconsumptie
  • psychologische factoren
  • fysieke activiteit
  • gebouwde omgeving
  • sociaal maatschappelijke factoren
  • voedselsystemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Family isolated pituitary adenoma

A

Tumor in de hypofyse waardoor deze ongecontroleerd GH afgeeft. Kan getest worden door glucose-injectie. Dit remt normaal gesproken de GH afgifte.

Symptoom:
- acromegalie, hele grote handen en voeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sotos syndroom

A

Gen mutatie in gen dat groei en ontwikkelingsgenen controleert.

Snelle groei op kinderleeftijd gecombineerd met een slechte cognitieve en motorische ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beckwith Wiedemann syndroom

A

Abnormale regulatie van genen op chromosoom 11.

Symptomen:

  • Hoog geboortegewicht
  • Snelle groei eerste levensjaren
  • Macroglossie (grote tong)
  • Omfalocele (navelbreuk)

Vaak komt hypoglycemie voor en in de neonatale periode kan een Wilms Tumor (niertumor) voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Epifysiodese

A

Behandeling om snelle groei tegen te gaan. Er word een gaatje geboord boven de knie om groeischijven te verwijderen. Lengteverlies is uiteindelijk 4-7 cm.

Optimale leeftijd:

  • Jongens: < 14 jaar
  • Meisjes: < 12,5 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Volgens welke stappen veloopt de behandeling van kinderen met overgewicht?

A
  1. Uitsluiten somatische oorzaak
  2. Bepaal gewicht gerelateerd gezondheidsrisico
  3. Maak een overzicht volgens het biospsyosociaal ontwikkelingsmodel
  4. gecombineerde leefstijlinterventie
    1. 1 het verminderde van energie opname
    2. 2 verhogen lichamelijke activiteit
    3. 3 psychologische interventies ter ondersteuning van gedragsverandering
    4. 4 min. 12 maanden intensieve behandeling en daarna 12 maanden onderhoud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke adviezen voor een gezonde voeding zijn er?

A
  • Eet gevarieerd volgens de schijf van 5.
  • Eet meer plantaardig en minder dierlijk.
  • Eet niet te veel/vaak (tussendoortjes)
  • Eet minder verzadigd vet
  • Eet een keer per week vis
  • Beperk inname van zout tot 6 g/dag
  • Wekelijks peulvruchten en dagelijks 15 gram ongezoute noten
  • Veel groente (min 250 gram), fruit (min. 2 stuks) en brood.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het advies voor ouderen en volwassenen met betrekking tot bewegen?

En wat voor kinderen?

A

min. 150 min per week aan matig tot zware lichamelijk inspanning. Zowel conditie als kracht zijn belangrijk.

Voor kinderen geld min. 1 uur per dag matig of zwaar intensieve inspanning 3x per week.

Voor beide zijn spier- en botverstekende activiteiten belangrijk.

17
Q

Wat is het metabool syndroom?

A

Een combinatie van tenminste 3 van de volgende kenmerken:

  • centrale obesitas
  • hoge serumconcentraties triglyceride
  • lage serumconcentraties HDL
  • hoge cholestarol concentragies
  • hypertensie
  • verhoogde bloedsuiker na eten
18
Q

Welke vormen van kindermishandeling zijn er?

A
  • Lichamelijke mishandeling
  • Lichamelijk verwaarlozing
  • Emotionele mishandeling
  • Emotionele verwaarlozing
  • seksueel misbruik
  • bedachte aandoening
19
Q

Welke gevolgen van kindermishandeling zijn er?

A
  • Letsel, trauma of depressie
  • Verslechtering van de fysieke en psychische gezondheid van kinderen en later volwassenen
  • Maatschapelijke gevolgen
  • Turning gold into lead
  • Grote kans op gewelddadige partner
  • 1/6 slachtoffers word zelf ook dader
  • 1/8 slachtoffers seksueel misbruik word zelf ook dader
20
Q

Waar staat SPUTOVAMO voor?

A
Soort letsel 
Plaats letsel 
Uiterlijke kenmerken 
Tijd 
Oorzaak letsel 
Veroorzaker mee?
Andere getuigen?
Maatregelen getroffen?
Oudere letsels
21
Q

Welke “red flags” zijn er voor kindermishandeling?

A
  • Verklaring past niet bij letsel
  • Verklaring wisselt in tijd en persoon
  • broer of zus zou letsel hebben aangebracht
  • kind zou zelf letsel hebben aangebracht
  • het ontwikkelingsniveau kind past niet bij letsel
  • shopping van zorgverleners
  • delay in melden bij zorgverlener
  • discrapantie tussen letsel en ouderlijke bezorgdheid
22
Q

Welke uiterlijke kenmerken zijn er bij pubertas praecox?

A

Te vroege:

  • acne
  • schaam-/okselbeharing
  • veranderende lichaamsbouw
  • volwassen zweetgeur
  • groeiversnelling

bij meisjes: borstontwikkeling
bij jongens: penisgroei en testes volume toename

23
Q

Wat zit er in de schijf van 5?

A
  • Groente en fruit
  • Smeer- en bereidingsvetten
  • vis, vlees, peulvruchten, noten, ei en zuivel
  • Brood, graanproducten en aardappelen
  • Dranken
24
Q

21-hydroxylase deficiëntie (geslachtelijke ontwikkelingsstoornis)

A

Een probleem met bijnieren waardoor 21-hydroxylase niet minder word gemaakt.
Is essentieel voor de synthese van cortisol en aldosteron
Opstapeling van voorproduct 17-hydroxyprogesteron en andere voorproducten met androgene werking.
Er treed vermannelijking op en een vergrote bijnier

Hoog ACTH
Vroege groeispurt

25
Q

Complete androgen insensitivity syndroom (geslachtelijke ontwikkelingsstoornis)

A

Genetische mutatie waardoor totale ongevoeligheid voor androgeen.
Testes normaal maar vaak niet ingedaald en daardoor dubbelzijdige liesbreuk.
Normale testosteron en MIF-productie
Vrouwelijk uiterlijk
Geen Wolffse en Müllerse structuren en geen prostaat

26
Q

Kellmann syndroom (pubertas tarda)

A

Neuronen die GnRH maken migreren niet goed van reukzenuw naar hypothalamus.

Word vastgesteld als pubertijd uitblijft en het vermogen tot ruiken uitblijft.

27
Q

Pradel-Willi syndroom

A

Genetische aandoening. Symptomen:

  • centrale obesitas
  • weinig spieren
  • korte lengte van handen en voeten
  • geen ingedaalde testes
  • typische gezichtskenmerken
  • vertraagde verstandelijke ontwikkeling
28
Q

Turner syndroom (alleen bij meisjes)

A

Alleen X-chromosoom, soms ook mozaïek variant (XO/XX). 10% heeft een spontane puberteit, waarvan 10% menarche en een menstruatiecyclus hiervan is 10% vruchtbaar.

Symptomen:

  • Congenitale hart- en nierafwijkingen
  • Matig groei
  • Gonadale dysgenesie (90%)
  • Streak ovaries (weinig/geen oöcyten)
  • Verhoogde gonadotropine concentraties
  • Mannelijk hormoon effecten zoals schaambeharing
29
Q

Klinefelter syndroom (alleen bij jongens)

A

Alleen bij jongens, vanaf halverwege de pubertijd zijn LH en FSH-concentraties lager door dat de testes niet goed ontwikkeld zijn. Dit zorgt voor incomplete pubertijd.

Symptomen:

  • Hoge kans op hypothyreoïdie
  • DM 2
  • Concentratieproblemen
  • Dyslexie
  • Gonadale dysgenesie
  • Azoöspermie
30
Q

Constitutional delay in growth and puberty

A

Meest voorkomende oorzaak late puberteit.
Genetische late puberteit.
Komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes.
Kan alleen vastgesteld worden bij uitsluiten andere ziekte.
Geen endogene puberteit op 18 jaar.

31
Q

McCune-Albright syndroom (pubertas tarda)

A

Gen muterende activatie van G-proteins coupled to adenylyl cyclase. Klinisch heeft het de volgende verschijnselen:

  • Cyste ovaria
  • Café-au-lait pigmentatie op de huid
  • Bindweefsel in botten waardoor deze erg fibreus
32
Q

Family isolated pituitary adenoma

A

Tumor in de hypofyse waardoor deze ongecontroleerd GH afgeeft. Kan getest worden door glucose-injectie. Dit remt normaal gesproken de GH afgifte.

Symptomen:
- acromegalie, hele grote handen en voeten

33
Q

Sotos syndroom

A

Gen mutatie in gen dat groei en ontwikkelingsgenen controleert.
Snelle groei op kinderleeftijd gecombineerd met een slechte cognitieve en motorische ontwikkeling.

34
Q

Beckwith Wiedemann syndroom

A

Abnormale regulatie van genen op chromosoom 11.
Vaak komt hypoglycemie voor en in de neonatale periode kan een Wilms Tumor (niertumor) voorkomen.

Symptomen:

  • Hoog geboortegewicht
  • Snelle groei eerste levensjaren
  • Macroglossie (grote tong)
  • Omfalocele (navelbreuk)
35
Q

Adolescentie

A

Overgansperiode van kinderleeftijd naar volwassen worden.

10-22 jaar

36
Q

Pubertijd

A

Tijd van seksuele volwassenwording

10-14 jaar

37
Q

Wat doen MIF en testosteron met de buizen van Wolff en Muller?

A

Aanwezigheid MIF –> regressie buizen van Muller

Aanwezigheid testosteron –> ontwikkeling buizen van Wolff

38
Q

Wat is genderdysforie?

A

Het diepe gevoel van onbehagen dat iemand ervaart als geboortegeslacht en genderidentiteit niet overeenkomen. Vaak gaat dit gepaard met de wens om van het andere geslacht te zijn.

39
Q

Waar zorgen de volgende hersen structuren voor?

  • Basale ganglia
  • Hippocampus
  • Hypothalamus
  • Amygdala
A
  • Basale ganglia: belangrijk voor het aansturen en coördineren van de moteriek
  • Hippocampus: belangrijk voor het opslaan voor herinneringen in het lange termijn geheugen
  • Hypothalamus: schakelstation tussen inkomende informatie en corticale gebieden.
  • Amygdala: belangrijk voor regulatie van emotie