deeltentamen 1/2 Flashcards

1
Q

Wat zijn de symptomen van het begin van de baring?

A
  • Regelmatige uteruscontracties (weeën)
  • Verlies van cervixslijm + bloed (tekenen) –> alleen bij tekenen nog een afwachtend beleid
  • Breken van de vliezen (10% van de gevallen)
  • Verandering van de cervix (verstrijken en ontsluiten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen contracties en weeën?

A

Effectieve weeën resulteren in progressie van de ontsluiting en indaling van het voorliggend deel. Geen progressie –> geen weeën maar contracties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke fase bestaat de baring?

A
  • (Latente fase)
  • Ontsluitingsfase
  • Uitdrijvingsfase
  • Nageboortetijdperk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er in de ontsluitingsfase en tot wanneer duurt deze?

A
  • Verweken en verstrijken cervix
  • Duurt gem 8-12 uur
  • Eindigt onhoudbare persdrang + VO
  • Voortgang kan beoordeeld worden met VT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met welke stappen beoordeel je een VT?

A

P ortio –> verstreken/staand, weekheid
O ntsluiting –> aantal cm
V liezen –> staand of gebroken
I ndaling –> van het voorliggend deel
A ard –> voorliggend deel
S tand –> voorliggend deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een normale foetale hartslag?

A

110-150 BPM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar staat CTG voor?

A

Cardio toco grafie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een MBO wanneer doe je dit?

A

Micro bloed onderzoek, hierbij word bloed afgenomen via een prikje op het voorliggend deel van de baby en naar de bloedgassen + pH gekeken om te kijken of de baby in foetale nood is. Dit gebeurd op indicatie van het CTG.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke pijnstilling tijdens de baring kan gegeven worden?

A

In het ziekenhuis/poli

  • Epiduraal (meest effectief, minste effect kind)
  • Relivopan (lachgas, kan thuis gegeven worden)
  • Pethidine en morfine –> duurt ong. 4 uur kan ademdepressie geven moeder/kind gaat over de placenta heen.
  • Remifentanyl –> werkt heel kort maar wel potent. Kan ademdepressie geven. Wordt met een pompje toegediend dat de moeder zelf kan bedienen.

Thuis

  • Comfort care
  • TENS (niet bewezen effectief)
  • Steriel water injectie (niet bewezen effectief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurd er in de uitdrijvingsfase?

A
  • Cervix is in VO (10 cm)
  • Onhoudbare persdrang

max. duur
- primipara max. 2 uur (70% < 1 uur)
- multipara max. 1 uur (90% < 30 min)

Als dit langer duurt is een spontane baring onwaarschijnlijk interventie is nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is moulage?

A

Schedelbenen zitten bij de foetus nog niet vast en schuiven over elkaar heen. Hierdoor wordt de diameter van het hoofd kleiner.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is caput succedanium?

A

Er ontstaat een zwelling van het weefsel op het deel van de schedel wat als eerst geboren is. Dit is normaal gesproken het achterhoofd.

zoek plaatje op!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurd er in het nageboortetijdperk?

A
  • Placenta word geboren door contracties uterus.
  • Binnen 15 min na geboorte kind kan tot 1 uur afgewachten worden.
  • 85% barende verliest < 500 ml bloed
  • evt. bespoedigen met oxytocine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat beoordel je met de APGAR score? Uit welke onderdelen bestaat deze?

A

APGAR score beoordeeld of de baby een slechte of goede start heeft.

A demhaling
P ols 
G spierspanning
A spect/kleur huid
R eactie op prikkels

max. score is 10 boven de 7 is normaal.

Zoek plaatje op voor score tabel!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aan welke 4 P’s moet je denken bij een niet vorderende baring?

A

Power –> weeën
Passage –> baringskanaal
Passenger –> baby
Psyche –> van de moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kun je de baring voorspoedige?

A
  • forcipale extractie
  • vacuüm extractie
  • sectio caesarea

Bij de eerste twee opties moet de baby bij H3 zijn omdat het grootste deel van de baby dan voorbij het smalste deel van het baringskanaal is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke risicoletters kent de VIL?

A
A = 1e lijn
B = overlegsituatie
C = 2e lijn
D = verplaatste 1e lijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tot wanneer mag je abortus plegen en vanaf wanneer wordt een kind in Nederland opgevangen.

A

24 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat betekend graviditeit en para?

A

Graviditeit –> zwangerschappen

Para –> bevallingen (inc. keizersnede)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke klinische relevante periode zijn er?

A
miskraamperiode --> tot 16 weken
partus immaturus --> tot 24 weken
partus prematurus --> tot 37 weken
A terme --> 37 t/m 42 weken
serotiniteit --> na 42 weken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat wordt er gecontroleerd tijdens de 2 zwangerschapscontroles?

A

Controle 1

  • uitgebreide anamnese, bloeddruk, lengte en gewicht
  • echo termijnbepaling/prenatale screening
  • bloedonderzoek
  • voorlichting

Controle 2

  • Foetale groei
  • Echo onderzoek
  • Bloeddruk
  • Lab
  • Voorlichting en instructies over klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke fundus hoogte zijn er?

A

Zoek plaatje op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe zwaar is de fundus bij de bevalling ongeveer? En na 3 weken? Hoe hoog staat hij?

A

Bij bevalling: 1 kg. bij navel.

3 weken: 100 gram. 9 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke veranderingen vinden er bij de moeder plaats net na de bevalling?

A
  • tractus genitalis
  • urineweg
  • bekkenbodem en perineum
  • tractus digestus
  • stolling en bloedvolume
  • metabole verandering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe zorgt de zoogstimulus ervoor dat een vrouw terwijl zij borstvoeding geeft niet zwanger kan worden?

A

Zoogstimulus remt de afgifte van GnRH. Dit zorgt voor een remming van de afgifte van FSH en LH. Een laag FSH en LH zorgt ervoor dat er geen follikel zich ontwikkeld.

Als er geen zoogstimulus is zal de normale cyclus zich na ongeveer 4 weken herstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom hebben vrouwen in het kraambed een hogere kans op een UWI.

A

Vrouwen kunnen in het kraambed slechter urineren en voelen minder drang om te urineren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Onder invloed van welke hormonen vindt er proliferatie en van ductili plaats? En onder invloed van welke hormonen ontwikkelen alveoli zich?

A

Proliferatie ductili –> progestaron
ontwikkelen alveoli –> prolactine en hPL.

hPL is de competatieve antagonist van prolactine. Net na de bevalling valt hPL weg en neemt prolactine de overhand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke hormonale veranderingen vinden er plaats na geboorte van de placenta?

A
  • daling oestrogeen, progestaron en hPL.

- tepelstimulatie oxytocine en prolactine –> melkexcretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de voordelen van borstvoeding?

A
  • beter contact met kind
  • goedkoop en altijd beschikbaar
  • milieuvriendelijk
  • gezond / antistoffen worden doorgegeven
  • anticonceptie (niet 100% betrouwbaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke contraindicaties voor borstvoeding zijn er?

A
  • sommige medicatie
  • mamareductie
  • HIV-infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat staat er in de DD bij koorts in de kraamperiode?

A
  • endometritis
  • mastritis
  • UWI
  • trombose
  • wondhematoom
  • abces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Endometritis

A

Ontsteking van het endometrium.

Risicofactoren:

  • langdurig gebroken vliezen
  • langdurig gecompliceerd beloop
  • sectio caesarea

meestal begin 3-4 dagen post partum
uterus drukpijn ongeïnvolueerd (word erger)
riekende lochia
behandelen met AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Kraamvrouwen koorts

A
Ernstige vorm van endometritis 
Verschijnselen < 24 uur post partum 
Klinisch ziek
Piekende koorts
verwekker: groep A streptococcen
fulminant verloop (snel verslechterend)
complicatie --> necrotiserende fascittis 
behandelen met AB (soms chirurgische ingreep nodig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Mastitis

A
Stuwing in de borsten (2e - 3e dag) erg pijnlijk
therapie:
- bosten goed legen
- AB indien nodig 
- bij abces incisie geen AB
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Thrombo-embolische complicatie

A

80% in linker been door anatomie bloedvaten
verschijnselen rond 7e-10e dag post partum
klinische symptomen vaak vaag/afwezig:
- temperatuur en kleurverschil benen
- koorts (niet super hoog)
- pijn

diagnostiek: echo-dopler
behandeling: laag moleculair therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Post partum blues

A
  • stemmingsstoornissen
  • vooral in eerste week na bevalling
  • tot 10-14 dagen na bevalling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

post partum depressie

A
  • depressieve gemoedstoestand
  • kwetsbare periode 8-20 weken
  • incidentie 6%
  • verwaarlozing van zichzelf en kind
  • let op!! als mensen eerder een depressie hebben gehad
  • goed slapen belangrijk!
  • doodsoorzaak nr. 1 onder moeders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Puerperale psychose

A
  • incidentie (0.1% - 0.2%)
  • echte psychose is zeldzaam
  • rusteloosheid
  • slaapproblemen
  • angstig
  • paranoïde
  • wanen

risicofactoren:

  • eerdere kraambed psychose
  • eerdere psychiatrie problematiek
39
Q

Aan welke 10 B’s moet je denken bij kraambed complicaties?

A
Blaas
Baarmoeder
Bekkenbodem
Benen
Borsten
Borstvoeding
Baby
Beleving
Bijzonderheden
40
Q

Uit welke 5 fase bestaat de menstruatiecyclus?

A
  • Menstruele fase (dag 1 tot 3-5): de uterus stoot het endometrium af
  • Folliculaire fase (dag 5 tot 13): doordat er een lage oestrogeen concentratie in het bloed is, zal de hypofyse voorkwab FSH produceren.
  • Ovulatie (dag 14): door de piekstijging van LH zal de ovulatie plaatsvinden. De eicel springt als het ware uit zijn of haar schil. Na de ovulatie transformeert het overige deel van het follikel tot het corpus luteum.
  • secretoire fase (dag 15 tot 26): de granulosacellen in het corpus luteum zullen progesteron aanmaken. Door negatieve feedback word de LH- en FSH-productie in de hypothalamus geremd. Vanaf dag 5 tot laat in de cyclus zorgen de geleidelijke plasmaconcentraties van oestrogeen en progesteron voor proliferatie en vascularisatie van endometriumcellen.
    o. i.v. progesteron is het baarmoederhalsslijm kleveriger en minder doorgankelijk voor sperma. Oestradiolconcentraties zorgen tijdens de ovulatie ervoor dat het makkelijker doorgankelijk word. Progesteron remt ook de beweegelijkheid van de eileiders, waardoor het transport van sperma en de bevruchte of onbevruchte eicel wordt beïnvloed.
  • ischemische fase (dag 27 + 28): doordat het corpus luteum vergaat, zal er geen oestrogeen en progestaron aangemaakt worden. De dalende oestrogeen en progestaron concentratie zorgt voor uitscheiden van het endometrium.
  • als er geen bevruchte eicel in het baarmoederslijmvlies nestelt, dan vergaat het corpus luteum na 10 dagen.
41
Q

Welke effecten heeft progestaron en oestrogeen?

A

Progestaron:

  • in stand houden zwangerschap
  • relaxatie gladde spierweefsel uteruswand

Oestrogeen:

  • Non-actief stellen eierstokken
  • Maakt baarmoederwand dikker
  • Zorgt voor voorspelbare menstruatie
  • Zorgt voor groei borsten + baarmoeder
  • bijwerking: trombose + bij snelle daling > hoofdpijn
42
Q

Wat is de hyperdynamische circulatie van de zwangerschap?

A

Door vaatverwijding en toename van de hoeveelheid extracellulair vocht zal er een hoge flow en lage weerstand ontstaan.

*halverwege daalt de bloeddruk wat. Dit wordt de mid-pregnancy drop genoemd.

43
Q

Welke klachten horen bij het eerste trimester?

A
  • afkeer voedsel en bepaalde geuren
  • 40-80% last van enige vorm van zwangerschapsmisselijkheid (veroorzaakt door stijging hCG)*
  • refluxoesofagitis
  • blaasontsteking
  • extreme vermoeidheid door progestaron
  • brandend maagzuur
  • ptyalisme
  • constipatie
  • hoofdpijn
  • pijnlijke borsten
  • heup-zenuwpijn
  • flatulentie
  • puistjes en pukkels
  • stemmingswisselingen

*start vaak bij 5 weken, bij misselijkheid in de ochtend helpt het om wat te eten voor dat je opstaat + veel kleine maaltijden verspreid over de dag.

44
Q

Wat is hyperemesis gravidarum?

A

Ernstige zwangerschapsmisselijkheid. Er is sprake van aanhoudend braken samen met gewichtsverlies en uitdroging.

Ziekenhuis opname kan mogelijk zijn, de behandeling bestaat uit rehydratie, suppletie van vitaminen (vooral B1) en soms sondevoeding. De prognose is gunstig voor moeder en kind.

45
Q

Wat zijn klachten van het 2e en 3e trimester?

A
  • Opgezwollen handen en voeten
  • pre-eclampsie
  • stemmingswisselingen/depressie komt iets vaker voor
  • angst
  • aambeien
  • moedervlekken of toegenomen pigmentatie
  • lekkende borsten
  • warm en koud voelen
  • jeuk
  • spataders
  • duizeligheid
  • slecht slapen
  • striae
  • bloedneuzen
  • brandend maagzuur
  • constipatie
  • kuitkramp
46
Q

Hoe werkt hormonale anticonceptie?

A

Hormonale conceptie bevat synthetisch oestrogeen en progestageen of alleen synthetisch progestageen.

Een verhoogde concentratie van oestrogeen + progestageen voorkomt conceptie door onderdrukken van FSH-afgifte > follikels in het ovarium kunnen zich nu niet ontwikkelen.

Door afwezigheid van een dominant follikel komt de productie van oestradiol niet op gang. Afwezigheid van oestradiol en negatieve feedback van het progestageen zorgen ervoor dat de mid-cyclische LH-piek, die essentieel is voor ovulatie niet optreed.

Progestageen zorgt ervoor dat endometrium zich niet gelijkmatig ontwikkelt, bevruchte eicel kan zich minder makkelijk innestelen.

Baarmoederhalsslijm is dikker sperma kan zich moeilijker verplaatsen + verminderde tuba motaliteit.

Oestrogenen belangrijk om menstruatie voorspelbaar te maken.

47
Q

Combinatiepil

A

Het getal op de pil staat voor hoeveel microgram oestrogenen.

1e generatie: meer oestrogenen (niet meer voorgeschreven)
2e generatie: minder oestrogenen
3e generatie: gemodificeerde progestagenen, minder androgene activiteit. meer kans op trombose. minder op acne. Voorschrijven tegen acne.

Contra-indicatie:
- borstvoeding

48
Q

minipil

A

Bevat alleen progestageen. Voorschrijven als toediening oestrogeen ongewenst is. Bijv. trombo-embolische aandoeningen. Zwangerschap onder gebruik van progestageen-alleen anticonceptie komt iets vaker voor.

49
Q

navuring/vaginale ring

A

bevat zowel progestageen als oestrogeen. De hoeveelheid hormonen in de bloedbaan is vaak ook gelijk aan de pil. Navuring moet maandelijks worden vervangen.

50
Q

Implanon

A

prikpil met progestageen is voor 3 jaar actief als anticonceptie.

51
Q

IUD

A

met spiraal kan bloedverlies niet voorspeld of geregeld worden.

Mirena:

  • hormoonhoudend spiraal
  • meest betrouwbare
  • geeft levonorgestrel af
  • werkt 5 jaar
  • geen effect cyclus gebonden klachten
  • zorgt wel voor minder bloedverlies
52
Q

Pessarium

A

gesloten ring met sperma dodend middel.

53
Q

Periodieke onthouding

A

geen seks op dagen na evulatie. Temp stijging vind plaats tijdens de ovulatie. Dus dit kun je bijhouden.

54
Q

Morning after pil

A

Eenmalige hoge dosis levonorgestrel genomen binnen 72 uur (voorkeur binnen 12 uur) na seks. Levonorgestrel voorkomt ovulatie, maar alleen als de levonorgestrel wordt genomen voor de LH-piek.

Frequente bijwerking is misselijkheid > soms domperidon geven als anti-emeticum.

55
Q

Wanneer kun je niet een NIPT test laten doen?

A
  • Moeder is jonger dan 18 jaar.
  • Bichoriale gemeli
  • vanashing twin
56
Q

Wanneer moet bij orale progestageen alleen anticonceptiva aanvullende anticonceptie gebruikt worden?

A

Voor 2 dagen als de dosis meer dan 3 uur te laat is ingenomen.

57
Q

Uit welke 4 onderdelen bestaat preconceptiezorg?

A
  • Risicoanalyse
  • Gezondheidsvoorlichting en advies
  • Interventie
  • Counseling
58
Q

Welk middel kan gebruikt worden om te stoppen met roken tijdens de zwangerschap?

A

Bupropion

Roken heeft een vasoconstrictieve werking waardoor bloedstroom naar placenta verminderd. Daarnaast zorgt koolmonoxide uit rook ervoor dat de binding van zuurstof aan erytrocyt verminderd.

59
Q

Bij hoeveel glazen per dag kan FAS ontstaan?

A

6 per dag waarschijnlijk
9 per dag zeker

binge drinking is gevaarlijker dan chronisch alcohol gebruik.

35-50% blijft alcohol gebruiken tijdens zwangerschap

60
Q

Welke medicatie kan gebruikt worden om alcohol gebruik te verminderen?

A

Disulfiram

61
Q

Welke infectieziekten worden preconceptioneel onderzocht?

A
Lues
Toxoplasmose
Rubella
Waterpokken
HIV
Hepatitis B
62
Q

Welke FK classificaties teratogeniteit zijn er?

A

A: gebruikt door een groot aantal vrouwen zonder schadelijke effecten

B: niet genoeg gegevens bekend

  • B1: onschadelijke dierstudies
  • B2: onvoldoende dierexperimenten
  • B3: schadelijke dierstudies

C: geneesmiddelen die herstelbare schade kunnen toebrengen

D: geneesmiddelen die de kans op aangeboren misvormingen en onherstelbare schade vergroten

X: mogen niet gebruikt worden tijdens zwangerschap

63
Q

Wat is farmacodynamiek?

A

De effecten van het geneesmiddel op de plaats van werking.

64
Q

Wat is farmacokinetiek en door welke aspecten word deze bepaald.

A

Farmacokinetiek beschrijft de processen waaraan een werkzame stof in het lichaam wordt onderworpen

Absorptie
Distributie
Eliminatie

65
Q

Welke eigenschap moet een geneesmiddel hebben om opgenomen te worden via de darmen.

A

Vet oplosbaar zijn!

Afhankelijk van pH en polariteit gebeurd dit langzamer of incompleet.

66
Q

Welke stappen zijn er binnen het metaboliseren van een geneesmiddel?

A

fase 1 (preconjugatie fase): er word door middel van oxidatie, reductie en hydrolyse een passend substraat gevormd. (cytochroom P450 enzymen belangrijke rol)

fase 2 (conjugatie fase): covalente binding gevormd tussen metaboliet in fase 1 en een normaal endogeen bestandsdeel

67
Q

Wat is biologische beschikbaarheid?

A

De maat waarin de werkzame stof van een geneesmiddel terecht komt in het bloed.

Bij IV toediening 100%.

68
Q

Wat voor soort medicatie kan placenta over?

A

vet oplosbare verbindingen met een laag moleculair gewicht.

69
Q

Wat is een contra-indicatie voor een epidurale?

A

Maternale stollingsstoornissen

70
Q

Hoe lang duurt de kraamperiode?

A

6 weken

71
Q

Uit welke fase bestaat de mammogenese?

A

Groei en ontwikkeling van de mammae.

  • groei en ontwikkeling puberteit
  • volledige ontwikkeling vindt plaats tijdens eerste zwangerschap
72
Q

Wat zorgt ervoor dat de melkproductie op gang komt?

A

Het hormoon prolactine zorgt ervoor dat 2-3 dagen na de partus de melkproductie op gang komt. Dit komt doordat de competatieve antagonist van prolactine: hPL wegvalt.

Hiernaast speelt ook de daling van oestrogeen en progestaron een rol.

73
Q

Wat is colostrum en wat bevat het?

A

Moedermelk van de eerste paar dagen. Bevat relatief veel mineralen, eiwitten en antilichamen.

Minder koolhydraten en vetten. Vitamine K suppletie word aangeraden.

74
Q

Intoxicaties via moedermelk

A

Over het algemeen geldt dat de voordelen van borstvoeding groter zijn dan de risico’s van geneesmiddelen in moedermelk.

Als het onvermijdelijk is kan er het best gekozen worden voor geneesmiddelen met een korte halfwaarde tijd. Deze stapelen minder. Hiernaast kan het best borstvoeding gegeven worden 1 a 2 uur na inname medicatie. Het geneesmiddel is dan in hoge dosis in het bloed en niet melk.

75
Q

Wat te doen bij flesvoeding om stuwing borsten tegen te gaan?

A

Lactatieremming moet aangeboden worden. Diuretica en vochtbeperking werkt niet.

Dopamineagonist werkt wel. Moet gegeven worden binnen 24 uur.

76
Q

Hoe ziet het anticonceptieadvies in de kraamperiode eruit?

A
  • borstvoeding, zwangerschapskans van 2% niet acceptabel: vier tot zes weken postpartum starten met pil, condoom of spiraaltje
  • borstvoeding, zwangerschapskans van 2% acceptabel: bij eerste bijvoeding, vaginaal bloedverlies of zes maanden postpartum starten met pil, condoom of spiraaltje.
  • flesvoeding, na 2 weken starten met pil, condoom of spiraaltje.
77
Q

Welke prenatale screening methode zijn er?

A
  • SEO
  • NIPT
  • Combinatietest
78
Q

Wat is de combinatietest?

A

Kansberekening op het krijgen van een kind met afwijkingen. Als de kans groter is dan 1:200 dan is die vergroot. De test bestaat uit:

  • nekplooimeting tussen 11 en 14 weken
  • bloed
    • PAPP-A (verlaagd bij trisomie 13, 18 en 21)
    • vrij beta-hCG (verhoogd trisomie 13 en verlaagd 18 en 21)

prijs 165 euro, 85% kinderen met down opgespoord. Alleen vergoed basis zorg > 36 jaar.

79
Q

Wat is de NIPT?

A

Bloed van moeder word onderzocht op afwijkingen foetus.

vanaf 11 weken en vitale zwangerschap

niet bij:

  • dichoriale tweeling (twee-eiig)
  • vanishing twin
  • bij echo afwijkingen vastgesteld
  • partner of moeder chromosoomafwijking
  • maternale kanker
  • (bloed)transplantatie
  • < 18 jaar moeder
  • counselor denkt dat zwangere studie niet begrijpt
  • geen BSN

NIPT ontdekt:

  • 96% t21
  • 87% t18
  • 78% t13

fout positief:

  • 10% t21
  • 10% t18
  • 50% t13

Bij 2% mislukt de test. Bij een herhaling lukt de test dan bij 2/3 alsnog.

80
Q

Wat zijn klinische verschijnselen van een miskraam?

A
  • Bloedverlies in trimester 1 (50% kans op miskraam)
  • Afname zwangerschapsverschijnselen
  • “Menstruatie” pjin
81
Q

Wat is de definitie van seksuele gezondheid?

A

Een staat van lichamelijk, emotioneel, geestelijk en maatschappelijk welbevinden tot seksualiteit.

82
Q

Welke 2 natuurlijke reparatiemechaniscmen heeft een cel.

A
  • proofreading (controleert met polymerase 2 of de juiste nucleotide is ingebouwd)
  • mismatch repair (enzymen herkennen de fout en plymerase 2 repareert het)
83
Q

Welke soorten DNA mutaties zijn er?

A
  • frameshift: insertie of deletie van nucleotiden waardoor er een hele verschuiving in de tripletten ontstaat.
  • nonsense: puntmutatie waardoor er een stopcodon onstaat.
  • missense: puntmutatie waardoor het eiwit een andere vorm krijgt
  • silent mutatie: puntmutatie, maar het triplet codeert nog steeds voor hetzelfde codon.
  • single nucleotide polymorphisms (SNPs): een enkele base is veranderd alleen geen verandering voor de functie van het eiwit. Soms beïnvloed allen de werking van een medicijn.
84
Q

Wat is het verschil tussen een syndroom en associatie?

A

Syndroom is een combinatie van verschillende medische verschijnselen gerelateerd aan 1 oorzaak.

Bij een associatie is het niet duidelijk of de verschijnselen dezelfde oorzaak hebben.

85
Q

Wat is het verschil tusssen het ontwikkelingsmodel van piaget en vygotsky?

A

Piaget zegt dat ieder kind ontwikkelingsfase doormaakt, die zich elkaar opvolgen. Dit gaat vanzelf. Het kind doorloopt 4 fase:

  • sensomotorische fase (0-2 jaar)
  • preoperationele fase (2-7 jaar)
  • concreet operationeel (7-11 jaar)
  • formeel operationeel (> 11 jaar)

belangrijk is in dit model is het conservatiebegrip (inzicht dat de hoeveelheid hetzelfde blijft als er niets toegevoegd of afgehaald word) kinderen in pre-operationele fase hebben dit nog niet.

Vygotsky zegt dat kinderen gestimuleerd moeten worden met onderwijs voordat het zich gaat ontwikkelen.

86
Q

Welke klinische ontwikkelingspsychologie (KLOP) invalshoeken zijn er te onderscheiden?

A
  • categorische benadering (Rutter): beschouwt afwijkend functioneren als kwalitatief anders dan normaal functioneren.
  • Dimensionele benadering (Achenbach en Rescorla) vat afwijkend functioneren op als gradueel verschillend van normaal.
87
Q

Welke modellen voor normale ontwikkeling op kinderleeftijd zijn er?

A
  • Trekmodel > de ontwikkeling wordt bepaald door individueel karakteristieken en speelt de omgeving geen enkele rol in de ontwikkeling.
  • littekenmodel is een variant van het trekmodel waarbij wordt verondersteld dat een kind door blootstelling aan een aversieve ervaring blijvend getekend is.
  • omgevingsmodel: verschillende externe factoren beïnvloeden de ontwikkeling van een kind.
  • interactiemodel: zowel het kind als de omgeving bepalen de loop van de ontwikkeling.
88
Q

Op welke leeftijd start de pubertijd bij jongens en bij meisjes gemiddeld?

A

Bij jongens: 11,5 jaar

Bij meisjes: 10,7 jaar

89
Q

Wanneer spreken we van vroegtijdige pubertijd bij jongens en bij meisjes?

Wanneer van late pubertijd?

A

Vroeg bij jongens: < 9 jaar
Laat bij jongens: 14 jaar geen testikel volume 4 mm

Vroeg bij meisjes: < 8 jaar
Laat bij meisjes: 13 jaar geen borstvorming

90
Q

Vanaf welke leeftijd krijgt een kind zijn eigen lengtegroei en zullen verschillen zichtbaar worden?

A

2 jaar.

91
Q

Wat is in de kinderfase de belangrijkste postnatale groeifactor?

A

groeihormoon

92
Q

Wanneer is de groei afwijkend in SDS?

A

2 > x > -2

93
Q

Wat betekend de seculiere trend?

A

Dat iedere generatie steeds langer en zwaarder wordt en dat er eerder sprake is van seksuele rijping.

94
Q

Welke tannerstadia zijn er bij meisjes?

A

M1: tepel is verheven boven het vlak van de borst
M2 knopvormige verheffing van de areola en vergroting van de diameter. Bij palpatie is een harde knoop voelbaar. Een lichte welving van de omgeving is zichtbaar.
M3: verdere welving van de mammae. Eerste duidelijke mammavorm is zichtbaar.
M4: toenemende vetafzetting. De areola vormt een secundaire verheffing boven het niveau van de borst.
M5: volwassen stadium.

P1: geen beharing
P2: eerste, weinig gepigmenteerde beharing
P3: donkere, duidelijk gepigmenteerde en gekrulde pubesharen
P4: type beharing is volwassen, maar de oppervlakte is kleiner
P5: type en oppervlakte van beharing zijn volwassen
P6: verdere spreiding in de breedte en omhoog (bij 10% vrouwen)