Stilistische middelen lijst Herodotus Flashcards

1
Q

de gelijkheid van beginmedeklinkers bij twee of meer woorden die dicht bij elkaar staan

A

Alliteratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De herhaling van een tekstelement aan het begin van opeenvolgende zinnen of versregels

A

Anafoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het dicht bij elkaar geplaatst staan van inhoudelijk tegengestelde begrippen

A

Antithese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De opeenvolging van twee of meer tekstelementen zonder verbindingswoord

A

Asyndeton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ABBA

A

chiasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een reeks van ten minste drie tekstelementen met een steeds sterker wordende inhoud

A

Climax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De verbinding van een bijvoeglijk naamwoord met een ander zelfstandig naamwoord dan waarbij het qua betekenis past

A

Enallage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De weergave van een negatief geladen begrip door een verzachtende aanduiding
inslapen = sterven

A

Eufemisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De uiteenplaatsing van woorden die een grammaticale eenheid vormen; de eenheid wordt onderbroken door een tekstelement dat niet bij de woordgroep hoort

A

Hyperbaton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

overdrijving

A

Hyperbool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de ontkenning van een begrip waardoor het tegendeel benadrukt wordt

A

Litotes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een vorm van beeldspraak waarbij alleen het beeld wordt genoemd (zonder zoals)

A

Metafoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De vervanging van een woord door een ander woord uit hetzelfde betekenisveld

A

Metonymia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een schijnbare tegenstrijdheid

A

Paradox

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het verschijnsel dat twee of meer zinnen of zinsdelen dezelfde structuur hebben

A

Parallellisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een vorm van beeldspraak waarbij levenloze dingen als levende wezens worden voorgesteld of eigenschappen daarvan toebedeeld krijgen

A

Personificatie

17
Q

Het aan een begrip toekennen van een kwalificatie die reeds in het begrip zelf besloten ligt

A

Pleonasme

18
Q

De opeenvolging van twee of meer tekstelementen binnen een zin die telkens door een nevenschikkend voegwoord met elkaar verbonden zijn

A

Polysyndeton

19
Q

Een vraag waarbij het niet de bedoeling van de vragensteller is dat er een antwoord gegeven wordt

A

Retorische vraag

20
Q

Een algemeen geldende uitspraak

A

Sententia / γνωμη

21
Q

het nevenschikkend herhalen van een begrip in andere woorden

A

tautologie

22
Q

een opsomming die bestaat uit drie delen

A

Tricolon

23
Q

Vorm van beeldspraak waarbij afgebeelde en beeld beide worden genoemd (met zoals)

A

Vergelijking