stijlmiddelen Flashcards
1
Q
anafoor
A
herhaling woord(en) aan begin zin(sdelen)
2
Q
antithese
A
tegenstelling
3
Q
asyndeton
A
opsomming zonder verbindingswoord
4
Q
adversatief asyndeton
A
het woord ‘maar’ is weggelaten
5
Q
dichterlijk meervoud
A
je zegt meervoud, je bedoelt enkelvoud (WTF)
6
Q
enallage
A
bijv. nw congrueerd met 1 woord, maar hoort bij een ander
7
Q
homerische vergelijking
A
veel te lange vergelijking (fu homeros)
8
Q
hyperbaton
A
uiteenplaatsing
9
Q
patronymicum
A
persoonsbenaming afgeleid van (groot)vader
10
Q
polysyndeton
A
constante herhaling voegwoord
11
Q
sententia
A
algemene uitspraak (spreekwoord)
12
Q
tricolon
A
opsomming in drieën
13
Q
apostrofe
A
de verteller spreekt een karakter toe