STATISTIEK TENTAMEN Flashcards
Statistiek
Een verzameling hulpmiddelen waarmee je uitspraken kunt doen over processen waarbij het toeval een rol speelt
De wetenschappelijke methode
Het proces om te komen tot een empirisch oordeel
Empirische wetenschappen
Kennis vergaren door ervaring
Rationalisme
Kennis vergaren door te beredeneren
Moderne wetenschap
Continue wisselwerking tussen rationalisme en empirische bevindingen
Waar begint een wetenschappelijk onderzoeksproces mee
Een waarneming/verschijnsel + vermoeden/oplossing
Wat komt er na het opstellen van een onderzoeksvraag
Het opstellen van een theorie
Theorie
Het geheel aan samenhangende en niet onderling strijdige uitspraken over een waargenomen verschijnsel of proces
Wat komt er na het opstellen van een theorie
Het opstellen van een hypothese
Waar moet een hypothese aan voldoen
- De voorspelling moet toetsbaar zijn
- Precies geformuleerd
- Het tegendeel moet bewezen kunnen worden
Wat komt er na het opstellen van een hypothese
Het bedenken en uitvoeren van een experiment
Hoe heet het wanneer je data verzameld om de hypothese te toetsen
Meten
Waarin moet je heel precies omschrijven wat je gaat meten
De onderzoeksopzet
Waarin omschrijf je heel precies hoe je gaat meten
Operationalisatie
Waar moet je rekening mee houden in een experiment
- Validiteit
- Betrouwbaarheid
Wat komt er na het uitvoeren van het experiment
Het opstellen van een analyse
Wat doe je wanneer je de hypothese test
Nagaan a.d.h.v. meetgegevens of de voorspelling uitkomt
Als hypothese juist is
Confirmatie
Als hypothese onjuist is
Falsificatie
Wat doe je als je hypothese niet klopt
Theorie aanpassen of verwerpen
Waar vindt terugkoppeling plaats in de wetenschappelijke methode
Tussen de analyse en theorie
Experimenteel onderzoek
Kijken waar een manipulatie toe leidt
Onafhankelijke variabele
Datgene waarvan je de waarde manipuleert in experiment
Afhankelijke variabele
Datgene waarvan je de waarde meet (afhankelijk van de manipulatie)
Nominale meetschaal
Op classificatie (nationaliteit, geslacht)
Ordinale meetschaal
Op rangorde (ranglijst, goed-matig-slecht)
Interval meetschaal
Met gelijke eenheden (IQ, jaartelling)
Ratio meetschaal
Met nulpunt (lengte, snelheid)
Nominale en ordinale meetschaal
Categoriaal
Interval en ratio meetschaal
Continu
Sommatieteken
Gebruiken om alle meetwaarden bij elkaar op te tellen
Gemiddelde N waarde
X=Sommatie/N (aantal metingen)
Standaarddeviatie
σ=sqrt((Sommatie X (Xi-X)^2)/N))
Normaalverdeling
Beschrijft de verdeling van bijna alles
Z-score
Het aantal deviaties dat een waarde heeft
Z-score (formule)
z=(Xi-X)/σ
Standaarddeviatie (van populatie)
σ=sqrt((Sommatie X (X-Xi)^2)/N-1))
Waar gebruik je de standard error of the mean voor
Om te bepalen of het bepaalde gemiddelde betrouwbaar is
SEm (formule)
SEm=s/sqrt(N)
Betrouwbaarheidsinterval
Gebied waarbinnen het echte gemiddelde met een bepaald percentage betrouwbaarheid ligt
Waartussen ligt de 95% betrouwbaarheidsinterval
[X-1,96xSEm,X+1,96xSEm]
Nulhypothese (H0)
Er is geen verschil in de populatiegemiddelde
Alternatieve hypothese (H1)
Er is wel een verschil in de populatiegemiddelde
Wat is de overschrijdingskans
De kans dat een waarde buiten je zoekgebied valt (uitgedrukt in p)
Wat zijn de significantie niveau’s ( α)
Bepalen hoe precies je resultaten zijn (tussen 1, 5 en 10%)
Waarin wordt de toetsingsgrootheid (p) uitgedrukt
Een fractie van 1 (0.01, 0.05, 0,1)
Wanneer is er spraken van een significant verschil
Als p < α
Wat is een t-test
Test om twee groepen te vergelijken (lijkt op normaalverdeling, iets breder, geschikt voor kleiner groepen)
Wat is de effect size
Hoe erg de gemanipuleerde waarde verschilt ten opzichten van het normaal
Hoe breken je de effect size (r)
r=sqrt(t^2/t^2+df)
Hoe wordt de vrijheidsgraden berekend
df=N-1
Wat zijn de vuistregels voor de effect size (r)
0,10=klein
0,30=middelmatig
0,50=groot
Wat is de power
De kans om een effect aan te tonen als het er ook echt is
Waar hangt de power vanaf
De steekproefgrootte (N)
Het significatieniveau ( α)
De effect size (r)
Wat voor fout heb je wanneer uit een experiment een H0 onwaar komt die in werkelijkheid H0 waar is
Type 1 fout
Wat voor fout heb je wanneer uit een experiment een H0 waar komt die in werkelijkheid H0 onwaar is
Type 2 fout
Wat houdt een repeated measures experiment in
Een experiment dat wordt herhaald met dezelfde subjecten na manipulatie (gepaard)
Wanneer moet je gebruik maken van ANOVA
Als je meer dan 2 groepen met elkaar moet vergelijken
Non parametrische t-testen - ongepaard, gepaard
Mann-Whitney test, Wilcoxon rank-sum test
Non parametrische ANOVA’s - gewoon, repeated
Kruskal – Wallis test, Friedman’s ANOVA
Correlationeel onderzoek
Geen manipulatie’s van de onderzoeker
Waar zoek je naar bij correlationeel onderzoek
Verbanden (roken en longkanker)
Wat geeft de correlatiecoefficient aan
Hoe sterk een verband is