Statements/observations Flashcards
You eat
Jullie eten
We are eating a sandwich
We eten een boterham
They are men
Ze zijn mannen
It is bread
Het is brood
We are women
We zijn vrouwen
I have water
Ik heb water
They are reading the menu
Ze lezen het menu
It is a menu
Het is een menu
The boys have a sandwich
De jongens hebben een boterham
He has the book
Hij heb het boek
You have a menu
Jullie hebt een menu
You have a newspaper
Jullie hebt een krant
They have a book
Ze hebben het boek
The girl speaks
Het meisje spreekt
I read
Ik lees
The men speak
De mannen spreken
You speak or you read
Je sprekt of je leest
He is a man
Hij es een man
A man or a woman?
Een man of een vrouw?
She is a child
Ze is een kind
He is a boy
Hij is een jongen
A boy is a child
Een jongen is een kind
I am a girl
Ik been een meisje
The man drinks milk
De man drinkt melk