Negatives Phrases Flashcards
1
Q
Nee, we eten het brood niet
A
No, we do not eat the bread
2
Q
Ik ben geen kind
A
I am not a child
3
Q
He does not speak english
A
Hij spreekt geen Engels
4
Q
Hij eet niet
A
He does not eat
5
Q
I am not a girl
A
Ik ben geen meisje
6
Q
Ik lees het boek niet
A
I do not read the book
7
Q
Nee, ze hebben geen menu
A
No they do not have a menu
8
Q
Nee, hij drinkt geen sap
A
No, he does not drink juice
9
Q
Je hebt geen appel
A
You do not have an apple
10
Q
De man heeft het menu niet
A
The man does not have the menu
11
Q
I do not speak english
A
Ik spreek geen engels
12
Q
Nee, het meisje spreekt niet
A
No, the girl does not speak
13
Q
No, you are not reading
A
Nee, jullie lezen niet
14
Q
Nee, hij drinkt geen sap
A
No, he does not drink juice