start 2 coach Flashcards

1
Q

geef de 5 bouwstenen uit het didactisch model

A

trainer = wie analyseert , bereidt voor , voert uit en evalueert
sporter = aan wie geef ik training
leerdoelen = wat wil ik bereiken
omgeving = in welke omstandigheden geef ik training
methoden = hoe ga ik het leerdoel bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sporters ontwikkelen zich op hun eigen tempo , hoe volg je het tempo

A
  • zorg dat je het niveau van de sporter kent
  • laat ze zelf met nieuwe uitdagingen komen
  • pas je manier van communiceren aan het niveau van je sporter aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sporters hebben een verschillende achtergrond , hoe werk je inclusief

A
  • ze hebben zelf hun verwachtingen bv: beter worden , plezier maken en een bepaalde mentaliteit
  • zelf hun ontwikkelings / vaardigheids niveau
  • creer een omgeving waar iedere sporter zichzelf kan zijn , ze moeten zich welkom , gewardeerd en veilig voelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe coach je motiverend

A
  • denk na over impact van handelingen en beslissingen
  • ondersteun de wil om te sporten ( leuke , uitdagende trainingen )
  • ken de individuele noden van je sporter
  • sandwichmethode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe zorg je voor een veilig sportklimaat

A
  • zorg dat iedereen inbreng kan geven en dat niemand gepest / uitgelachen word
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe ben je een voorbeeld voor je sporters

A
  • positieve houding = optimistisch zijn , zelf bij tegenslag
  • omgaan met druk = laat zien hoe je kalm blijft en lastige situaties aanpakt
  • werkethiek = inspireer andere door hard te werken / niet op te geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe pas je omgeving , leerdoel en methoden aan je sporters aan

A
  • als je een goede omgeving creert , dan beinvloed je het leerdoel / ontwikkeling van je sporters positief
  • continu keuzes maken = door juiste kunnen je sporters stap voor stap leren + ontwikkelen
  • manier waarop je een leerdoel bereikt = bedenk hoe je het leerproces van je sporters vlot laat gaan ( kies een methode waarmee je een krachtige leeromgeving creert )
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de basisprincipes van verantwoordelijke training geven?

A
  • gebruik voorbereidingsformulier = geeft steun / structuur
  • denk aan de 3 blokken = opwarming , kern en cooling - down
  • ken je omgeving
  • ken de sporters en hun kunnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

met wat houd de trainer rekening bij de sporter

A
  • talent
  • leervermogen
  • doorzettingsvermogen
  • jonger kind of volwassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke belangerijke rol heb je als trainer voor , tijdens en na de training

A
  • zorg voor motiverende sfeer
  • voorkom blessures
  • pas ehbo toe
  • herken respectloos , onaanvaardbaar gedrag dat voor andere sporters vervelend is
  • je bent een voordbeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

leg uit hoe je als trainer motiverend kan werken op de sporters

A
  • sandwich methode
  • zorg voornamelijk voor autonamie en structuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

in welke kolom van je lesvoorbereidingsformulier plaats je het aandeel van de trainer

A
  • bij oefenstof = hierin staat waar de trainer allemaal op moet letten en wat hij gaat leren aan de sporters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar kan je als trainer allemaal opletten als je training geeft

A
  • is er structuur aan mijn training?
  • zijn mijn oefeningen veilig?
  • let ik op singnalen van grens - overschrijnend gedrag / discriminerend gedrag ?
  • is de oefening te makkelijk / moeilijk?
  • hoe verdeel ik mijn sporters in groepen?
  • wanneer en hoe geef ik demostratie?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke 3 factoren zet de S2C opleiding in naar de recreative sporters toe

A
  • veilig
  • leerrijk
  • plezier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geef de 3 basisbehoeften van de sporter + uitleg

A

autonomie = vrijheid en keuze in denken , voelen en doen
verbondenheid = warme en hechte band met anderen
competentie = vertrouwen in eigen kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leg het coachcompas uit

A

waar bevind zich de onzeker coach :
chaos
waar kan je levenlang leren plaatsen :
motiverend ( de wil )
waar plaats je willen en moeten :
autonomie

17
Q

leg de verschillende soorten motivatie vzn de sporter uit

A

amotivatie = niet kunnen
gecontroleerde motivatie = moeten
autonome motivatie = willen

18
Q

waar kan je levenslang leren plaatsen

A

autonome motivatie , plezier / persoonlijk zinvol

19
Q

wat is het verschil van interne en externe druk

A

intern = druk die je zelf geeft
extern = druk die andere jou geven

20
Q

leg autonomie uit

A

intresses / waarden vann de accepteren en ondersteunen
bij een oefening betrek je hen
autonomie is niet hetzelfde als onbeperkte vrijheid

21
Q

hoe pas je autonomie uit in de praktijk

A
  • stimuleer inspraak
  • geef betekenisvolle uitleg
  • openstaan voor weerstand
  • communiceer uitnodigend
22
Q

leg verbondenheid uit

A

goede , hechte relaties hebben

23
Q

leg structuur uit

A

steun geven aan je sporters ( door duidelijke richtlijnen en verwachtingennte geven )
vertrouwen ( voorspelbare omgeving waarin sporters succesvol zijn )

24
Q

leg competentie uit

A

verzameling van kennis , ervaring , vaardigheden en talent

25
hoe kan je de begrippen verbondenheid , structuur , competentie aan elkaar koppelen
al deze begrippen zorgen voor een perfecte les
26
leg de ABC van motivatie uit
- autonomie , competentie en verbondenheid vormen de ABC van motivatie - manier waarop je met sporters omgaat
27
voorbeeld van amotivatie
gebrek aangeloof in eigen kunnen
28
wat is gecontroleerde motivatie
voorkomt uit moeten , of vorm van druk
29
wat is autonome motivatie
- wil om te sporten - komt voor uit : plezier , passie , uitdaging -ook dingen die niet leuk zijn maar sporters het nut van begrijpen / zinvol vinden
30
geef een voorbeeld van betekenisvolle uitleg
goed uitleggen - bv : trainer geeft een conditietraining omdat hij denkt dat dei nuttig zal zijn op wedstrijd. hij legt goed uit waarom hij dei geeft , zo begrijpen de sporters het nut van de les - op die manier vergroot hij de kans dat de sporters zich inzetten en dezelfde oefening willen blijven doen tijdens komende trainingen
31
geef een voorbeeld van zelfinzicht stimuleren
handbalcoach plaatst kegels van verschillende groottes en gewicht op een aantal zitbanken sporters proberen de kegels met een slagwork voorbij de lijn 1.5m achter de bank te werpen je stimuleerd het spelplezier door je sporters op een leuke manier de techniek juist te laten toepassen
32
hoe kan je bij een sporter zelfzicht stimuleren
- zwijgen is goud waard , laat 1st de sporter aan het woord voor je je eigen mening geeft - er naar vragen
33
hoe herken je chaos moment in de praktijk
- onduidelijkheid overheerst ( trainers vergeten verwachtingen , afspraken / richtlijnen duidelijk te formuleren - gebrek aan vertrouwen / uitdaging - willekeurig en inconsisent gedrag ( niet consequent ) - afwezig / ongeintresseerd gedrag
34
leg de link tussen coaching gedrag , abc en optimale motivatie
- basisidee coachen met M-factor = autonomie ondersteunende en structurerende trainer motiverende omgeving creeren door in te spelen op 3 psycholgische basisbehoefde van de sporter deze psychologische behoeften vormen het abc van de gemotiveerde sporter
35
leg uit wat een veilig sportklimaat is en waar bij de sporter op moet letten
psychische en seksuele intergriteit = sporters moeten veilig voelen , gerespecteerd en grenzen niet overschreden
36
benoem de 9 tips om fysieke , psychische en lichaamelijke intergriteit van je sporter te waarborgen
1) zet in op preventie = voorkom blessures , ongevallen , discrimineerend gedrag 2) hou rekening met persoonlijke kenmerken van de sporters in je groep 3) ken de risicos van jou sporttak , zowel wat fysieke veiligheid als intergriteit betreft 4) stem belasting en belastbaarheid van het lichaam op elkaar af en bouw geleidelijk op 5) pas de 10 manieren om blessures te voorkomen toe 6) volg de 4 stappen in 1ste hulp bij een blessure of ongeval 7) bespreek grensoverschrijnend gedrag en disciminatie 8) wees aandachtig voor signalen van GG / discriinatie 9) ga niet zelf op onderzoek bij luisterbereid