start 2 coach Flashcards
geef de 5 bouwstenen uit het didactisch model
trainer = wie analyseert , bereidt voor , voert uit en evalueert
sporter = aan wie geef ik training
leerdoelen = wat wil ik bereiken
omgeving = in welke omstandigheden geef ik training
methoden = hoe ga ik het leerdoel bereiken
sporters ontwikkelen zich op hun eigen tempo , hoe volg je het tempo
- zorg dat je het niveau van de sporter kent
- laat ze zelf met nieuwe uitdagingen komen
- pas je manier van communiceren aan het niveau van je sporter aan
sporters hebben een verschillende achtergrond , hoe werk je inclusief
- ze hebben zelf hun verwachtingen bv: beter worden , plezier maken en een bepaalde mentaliteit
- zelf hun ontwikkelings / vaardigheids niveau
- creer een omgeving waar iedere sporter zichzelf kan zijn , ze moeten zich welkom , gewardeerd en veilig voelen
hoe coach je motiverend
- denk na over impact van handelingen en beslissingen
- ondersteun de wil om te sporten ( leuke , uitdagende trainingen )
- ken de individuele noden van je sporter
- sandwichmethode
hoe zorg je voor een veilig sportklimaat
- zorg dat iedereen inbreng kan geven en dat niemand gepest / uitgelachen word
hoe ben je een voorbeeld voor je sporters
- positieve houding = optimistisch zijn , zelf bij tegenslag
- omgaan met druk = laat zien hoe je kalm blijft en lastige situaties aanpakt
- werkethiek = inspireer andere door hard te werken / niet op te geven
hoe pas je omgeving , leerdoel en methoden aan je sporters aan
- als je een goede omgeving creert , dan beinvloed je het leerdoel / ontwikkeling van je sporters positief
- continu keuzes maken = door juiste kunnen je sporters stap voor stap leren + ontwikkelen
- manier waarop je een leerdoel bereikt = bedenk hoe je het leerproces van je sporters vlot laat gaan ( kies een methode waarmee je een krachtige leeromgeving creert )
wat zijn de basisprincipes van verantwoordelijke training geven?
- gebruik voorbereidingsformulier = geeft steun / structuur
- denk aan de 3 blokken = opwarming , kern en cooling - down
- ken je omgeving
- ken de sporters en hun kunnen
met wat houd de trainer rekening bij de sporter
- talent
- leervermogen
- doorzettingsvermogen
- jonger kind of volwassen
welke belangerijke rol heb je als trainer voor , tijdens en na de training
- zorg voor motiverende sfeer
- voorkom blessures
- pas ehbo toe
- herken respectloos , onaanvaardbaar gedrag dat voor andere sporters vervelend is
- je bent een voordbeeld
leg uit hoe je als trainer motiverend kan werken op de sporters
- sandwich methode
- zorg voornamelijk voor autonamie en structuur
in welke kolom van je lesvoorbereidingsformulier plaats je het aandeel van de trainer
- bij oefenstof = hierin staat waar de trainer allemaal op moet letten en wat hij gaat leren aan de sporters
waar kan je als trainer allemaal opletten als je training geeft
- is er structuur aan mijn training?
- zijn mijn oefeningen veilig?
- let ik op singnalen van grens - overschrijnend gedrag / discriminerend gedrag ?
- is de oefening te makkelijk / moeilijk?
- hoe verdeel ik mijn sporters in groepen?
- wanneer en hoe geef ik demostratie?
welke 3 factoren zet de S2C opleiding in naar de recreative sporters toe
- veilig
- leerrijk
- plezier
geef de 3 basisbehoeften van de sporter + uitleg
autonomie = vrijheid en keuze in denken , voelen en doen
verbondenheid = warme en hechte band met anderen
competentie = vertrouwen in eigen kunnen
leg het coachcompas uit
waar bevind zich de onzeker coach :
chaos
waar kan je levenlang leren plaatsen :
motiverend ( de wil )
waar plaats je willen en moeten :
autonomie
leg de verschillende soorten motivatie vzn de sporter uit
amotivatie = niet kunnen
gecontroleerde motivatie = moeten
autonome motivatie = willen
waar kan je levenslang leren plaatsen
autonome motivatie , plezier / persoonlijk zinvol
wat is het verschil van interne en externe druk
intern = druk die je zelf geeft
extern = druk die andere jou geven
leg autonomie uit
intresses / waarden vann de accepteren en ondersteunen
bij een oefening betrek je hen
autonomie is niet hetzelfde als onbeperkte vrijheid
hoe pas je autonomie uit in de praktijk
- stimuleer inspraak
- geef betekenisvolle uitleg
- openstaan voor weerstand
- communiceer uitnodigend
leg verbondenheid uit
goede , hechte relaties hebben
leg structuur uit
steun geven aan je sporters ( door duidelijke richtlijnen en verwachtingennte geven )
vertrouwen ( voorspelbare omgeving waarin sporters succesvol zijn )
leg competentie uit
verzameling van kennis , ervaring , vaardigheden en talent