stagering en behandeling van mammacarcinoom Flashcards

1
Q

Beloop aanvullend onderzoek mammacarcinoom (dus na lichamelijk onderzoek)

A

stap 1: mammografie, echografie mamma/oksel
mammografie geschikt voor screening en eerste keus bij verdenking mammacarcinoom
echo: niet geschikt voor screening wel voor gericht onderzoek
mri: hoge sensitiviteit maar veel onverwachte bevinding, dus alleen als de rest niet conclusief is of preoperatief of lobulair carcinoom en wens tot borstsparende behandeling
stap 2: histologisch biopt en cytologisch biopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe werkt de T classificatie bij mamma?

A
t1 = max 2 cm
t2 = 2-5
t3 = >5
t4 = ingroei in huid of thoraxwand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 3 hoofdgroepen binnen adjuvante systemische therapie?

A
  1. cystostatica (werkt beter bij jongeren)
  2. anti-hotmonale therapie
  3. anti-groeifactor therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is adjuvante therapie

A

het blind behandelen van de statistische kans op occulte metastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cytostatica

A

eerstelijns: combi (FEC/FAC/CMF)
tweedelijns: monotherapie met taxaan
derdelijns: eventueel monotherapie (capeciabine, vinorelbine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Chemotherapie lijnen (responskans en duur van respons)

A
  1. 50-60% en 8 maanden
  2. 30% en 4 maanden
  3. 10-20% en 2/3 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn bijwerkingen chemo + manieren om te behandelen (10)

A
misselijkheid/braken -> antiemetica
haaruitval -> coldcap
beenmergremming -> groeifactoren 
slijmvliestoxiciteit
menstruatiestoornissen -> gnrh agonist
vermoeidheid -> lichamelijke activiteit
zenuwbaantoxiciteit
huid en nageltoxiciteit
pompfunctiestoornissen van het hart
vochtretentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt bepaald of een carcinoom hormoon gevoelig is?

A

> 10% ER of PR positieve cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de incidentie hormoongevoelige borstkanker?

A

70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar wordt oestrogeen gemaakt

A

premenopausaal in eierstokken, hierna in bijnieren onder invloed van aromatase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt tamoxifen?

A

gaat op ER zitten en blokkeert oestrogeen -> cel deelt niet -> apoptose
afhankelijk van endoxifen en competitief dus dosis is erg belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe werken aromatoseremmers?

A

voorkomen omzetting van bijnier hormonen tot oestrogenen

alleen als postmenopauzaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

LHRH-agonist

A

hypothalaam hormoon wat in hoge dosis wordt gegeven (i1 injecte per 3 mnd) -> uitputting hypofysdaire cellen -> gonaden-as uit -> oestrogeen productie uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn algemene bijwerkingen hormoontherapie (3)

A

uitgeschakelde overiumfunctie, osteoporose, hvz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn bijwerkingen tamoxifen (5)

A

opvliegingen, menstruatiestoornis, licht overgewicht, maag-darm klachten, endometriumkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bijwerkingen LHRH-analoog (2)

A

opvliegingen, botontkalking als ingebracht als implantaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bijwerkingen aromataseremmers(3)

A

spierpijn, maag-darmklachten, botontkalking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bijwerkingen progestativa (als climacterische klachten)

A

toename gewicht, dyspneu, vochtretentie, hypertensie, ontregeling van DM, acne, hoofdpijn

19
Q

behandelingsvolgorde anti-hormonale therapie bij premenopauzale vrouwen

A
  1. inductie postmenopauzale status + anti-oestrogeen
  2. postmenopauzale stratus handhaven + aromataseremmer
  3. verder behandelen als postmenopauzaal
20
Q

anti-hormoon therapie lijn (responskans en duus van respons)

A
  1. 50-80% en 14+ mnd
  2. 25-40 en 8+
  3. 10-20 en 6+
21
Q

wanneer kies je nou voor anti-hormoontherapie en wanneer direct chemo?

A
  • hormoontherapie bij aanwezigheid van hormoonreceptoren op tumor en metastasen naar bot, huid en lever
    2. chemo bij visceralie/zeer uitgebreide metas, geen respons op hormoontherapie of afwezigheid van hormoonreceptoren op de tumor
22
Q

Wat zijn verschillende redenen waarom je eerst hormoontherapie zou geven en pas daarna chemo?

A

beide behandelingen zijn minstens even effecties. hormoontherapie is langer werkzaam, beperkte bijwerkingen, steeds delende tumoren kunnen hormoonreceptoren verliezen

niet bij longmetas of levermetas

23
Q

Waarom moet je NOOIT antihormoontherapie samen met chemo geven?

A

antihormoontherapie legt celen in rust terwijl chemo het beste werkt op snel delende cellen

24
Q

hoe werkt immuuntherapie/anti-groeifactor therapie

A

als een patient HER2/neu positief is -> trastuzumab/herceptin (kan pompfunctiestoornissen geven)
vaak in combi met chemo gegeven

25
Hoe kan je botpijn verlossen
bisfosfonaten wat de osteoclasten remt
26
Welke 2 soorten mammachirurgien heb je?
borstsparende operatie = lumpectomie = MST | borstamputatie = ablatio = mastectomie -> indien met OKT dan gemodificeerd radicaal mastectomie (GRM)
27
Wanneer kan er geen MST uitgevoerd worden
grote tumor kleine borst, als patient in verleden is bestraald op borst, als op meer plaatsen in borst DCIS aanwezig is
28
welke 2 ingrepen zijn er mogelijk wanneer okselklieren zijn aangedaan?
1. sentinel node procedure -> verwijderen ervan voor histologisch onderzoek 2. okselkliertoilet -> alle okselklieren verwijderen
29
Waarom wordt de sentinel node procedure gebruikt? Waarom nog meer? Hoe werkt de procedure? wat zijn CI's
om oksel te stageren (N) als er niet bij LO of echo iets is gevonden to be sure radioactieve stof technetium wordt in de regio gesporen 1. voor maligniteit verdachte/aangetoonde okselklieren 2. multipele tumorhaarden 3. recente chirurgie in oksel
30
Wanneer doen we een OKT
Als sn positief, als er bewezen axillaire metastasen zijn, bij multicentrisch mammacarcinoom
31
Wat zijn de 4 adjuvante therapien die chirurgie kunnen volgen?
radiotherapie, chemotherapie, anti-hormoon therapie, anti-groeifactor/immuuntherapie
32
Wanneer is betraling geindiceerd?
1. bij postoperatieve lumpectomie en SN 2. postoperatief na GRM 3. bij lymfogene metastering in oksel of supraclaviculair 4. palliatieve setting
33
Wat is de dosis bij rontgenstraling
15 x 2,67 + boost van 5x2,67
34
Wat zijn de kritieke organen
hart, long, andere mamma
35
Wat zijn acute bijwerkingen van radiotherapie (< 3 mnd)
huid -> erytheem, hyperpigmentatie, droge/natte desquamatie | subcutaan weefsel -> oedeem
36
late bijwerkingen radio therapie (na 3-6 mnd)
huid -> atrofie, hyperpigmentatie, haaruitval, uitval van zweet of talgklieren, teleangiectasieen subcutaan weefsel -> fibrose, longfibrose, oedeem van arm
37
Wat is het verschil tussen farmacodynamie en farmacokinetiek
kinetiek -> wat doet lichaam met medicatie | dynamie -> wat doet medicijn met lichaam
38
Waaraan hangt blootstelling van een medicatie af
lichaamsoppervlakte, comedicatie, ziekte-gerelaterde factoren, orgaanfunctie, lifestyle, genetische factoren, lichaamskenmerken
39
Wat zijn pre-borstreconstructie metingen die worden gedaan?
breedte en hoogte borst en andere borst, tepel-jugulum afstand, middellijn
40
Vaak komt een patient na een operatie huid tekort om meteen een reconstructie te krijgen, wat wordt er dan gedaan?
tissue expander subpectoraal aangebracht die wekelijks transcutaan gevuld wordt met fysiologisch zout na 4-6 mnd kan definiteive prothese geplaats worden
41
Baker classificatie voor beoordeling kapselvorming:
1. geen contractuur, zachte borst 2. minimale contractuur, palpabel maar niet zichtbaar 3. matige contractuur, palpabel en zichtbaar 4. ernstige contractuur, harde en pijnlijke borsten eventueel verplaatsing van implantaat
42
welke 2 soorten lappen zijn er
gesteelde lap: blijft gevasculariseerd (m. latissimus dorsi) | vrije gerevasculeerde lap: bloedvaten worden doorgesneden en onder miscroscoop weer aangesloten op acceptorvaten
43
Voorbeeld vrije lap DIEP
deep inferior epigastric artery perforator -> alleen buikvet en overliggende vaten (e. epigastrica inferior) zonder spier