Stadia Atikonson & Shiffrin Flashcards

1
Q

Drie stadia van je permanente geheugen

A

ontwikkeld door Richard Atkinson en Richard

Shiffrin

  1. sensorisch geheugen
  2. werkgeheugen (kortetermijngeheugen)
  3. Langetermijngeheugen (LTG)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sensorisch geheugen

A

Het geheugen dat korte tijd zintuiglijke informatie vastlegt voordat het naar het werkgeheugen gaat, zoals beelden, geluiden, geuren en texturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Capaciteit en duur van het sensorisch geheugen

A

Het sensorisch geheugen heeft een grote capaciteit, maar informatie wordt slechts voor een zeer korte tijd vastgehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functie van het sensorisch geheugen

A

Het vasthouden van zintuiglijke informatie totdat de hersenen beslissen welke informatie aandacht verdient.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Biologische basis sensorisch geheugen

A

zintuigelijke zenuwbanen die zintuiglijke prikkels verwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

iconisch geheugen

A

De opslagruimte voor visuele informatie in het sensorisch geheugen. Hier worden gecodeerde lichtpatronen geregistreerd als visuele beelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorbeelden van sensorische informatie

A

Beelden, geluiden, geuren, texturen en andere prikkels die je zintuigen opnemen en kort in het sensorisch geheugen worden vastgehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Werkgeheugen

A

kortetermijngeheugen

Het werkgeheugen controleert aandacht, kent betekenis toe aan informatie en legt verbanden tussen ideeën en gebeurtenissen.

Bijv. een naam onthouden van iemand wie je zojuist kennis hebt gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Chunking

A

Door dit proces wordt informatie georganiseerd tot een kleiner aantal betekenisvolle ‘chuncks’ (eenheden). Je creëert hierdoor ruimte in je werkgeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het werkgeheugen bestaat qua structuur en functie uit:

A

de centrale bestuurder, de fonologische lus, het schetsboek, de episodische buffer en de semantische buffer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Biologische basis werkgeheugen

A

de hippocampus en de frontaal-kwabben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar komt de informatie in het werkgeheugen vandaan?

A

Uit het sensorisch geheugen en het langetermijngeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er met informatie in het werkgeheugen?

A

Informatie wordt gesorteerd en gecodeerd voordat het naar het langetermijngeheugen gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe lang blijft informatie in het werkgeheugen?

A

Ongeveer 20 tot 30 seconden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is het werkgeheugen een informatiebottleneck?

A

Het heeft veel minder opslagcapaciteit dan het sensorisch- en langetermijngeheugen, waardoor veel informatie verloren gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke strategieën kunnen helpen om informatie in het werkgeheugen vast te houden?

A

Chunking (informatie opdelen in kleinere stukken), repeteren (herhalen) en elaboratie.

17
Q

Herhaling/repeteren

A

informatie wordt steeds herhaald om te voorkomen dat de

informatie vervaagt in de tijd dat het in het werkgeheugen zit.

18
Q

twee varianten langetermijngeheugen

A
  1. Procedureel geheugen
  2. Declaratief geheugen

2.1. semantisch geheugen

2.2. episodisch geheugen

19
Q

Langetermijngeheugen

A

LTG

Opslag van informatie met onbeperkte capaciteit en duur, georganiseerd in betekenisvolle categorieën.

20
Q

Wat is de capaciteit en duur van het langetermijngeheugen (LTG)?

A

Het langetermijngeheugen heeft een onbeperkte capaciteit en kan informatie voor onbepaalde tijd opslaan.

21
Q

Hoe komt informatie in het langetermijngeheugen terecht?

A

eerst verwerkt door het sensorisch geheugen en het werkgeheugen voordat het in het langetermijngeheugen terechtkomt.

22
Q

Hoe slaat het langetermijngeheugen informatie op?

A

in betekenisvolle mentale categorieën.

23
Q

Wat bevat het langetermijngeheugen?

A

alle kennis die je hebt over de wereld en over jezelf.

24
Q

Wat is de functie van het langetermijngeheugen?

A

ontvangt informatie uit het werkgeheugen en bewaart deze voor langere tijd, zodat het later kan worden teruggehaald.

25
Q

Biologische basis LTG

A

de verschillende delen van de cerebrale cortex

26
Q

Procedureel geheugen

A

activiteiten en handelingen die je in je leven hebt geleerd en vaak onbewust uitvoert.

Bijv. fietsen of autorijden. Ook het leren van een instrument valt hieronder.

Dit gaat dus om het ‘hoe’.

27
Q

Declaratief geheugen

A

dit is alle kennis die niet onder het procedurele geheugen valt, en wordt opgesplitst in het semantisch geheugen en het episodisch geheugen.

De hippocampus en de amygdala zijn noodzakelijk voor het opslaan van nieuwe declaratieve herinneringen.

Bestaat uit semantisch en episodisch geheugen.

28
Q

Welke hersengebieden zijn noodzakelijk bij het opslaan van nieuwe declaratieve herinneringen

A

Hippocampus & amygdala

29
Q

semantisch geheugen

A

omvat al je kennis op het gebied van feiten en begrippen. Hierdoor weet je bijvoorbeeld de namen van voorwerpen en personen, talen, algemene kennis.

Bijv. de betekenis van het woord kat.

30
Q

episodisch geheugen

A

omvat persoonlijke ervaringen die je hebt meegemaakt, ‘episodes’ uit je leven. Bij dit geheugen weet je ‘wat’ je weet. Je geeft hierbij antwoord op de vragen: ‘waar was jij met oud en nieuw, of wat hebben jullie gedaan afgelopen donderdag in de stad?’

31
Q

het engram

A

geheugenspoor

de biologische basis van het langetermijngeheugen

wetenschappers hebben hier eeuwen naar gezocht

32
Q

Hoe onthoud je dingen

A

aandacht geven, herhalen, uitgebreide codering. Informatie naar het langetermijngeheugen transporteren kan door middel van actief herhalen door verbanden te leggen of elaboratie

33
Q

Elaboratie

A

een diepe verwerking van informatie.

34
Q

stemmingscongruente herinnering

A

Mensen met een depressie herinneringen zich vooral de sombere of vervelende gebeurtenissen

35
Q

Prospectief geheugen

A

iets proberen te herinneren wat in de toekomst ligt, dus bijv. je probeert te onthouden dat je vanmiddag een brief op de post moet doen