spreekwoorden 3 Flashcards

1
Q

iets aan banden leggen

A

ervoor zorgen dat iets niet verder kan uitbreiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uit de band springen

A

plezier maken, het is heel erg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

op je laatste benen lopen

A

bijna niet meer kunnen v vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

iets op zijn beloop laten

A

iets laten verdergaan zonder in te grijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de berg heeft een muis gebaard

A

anticlimax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

niet door de beugel kunnen

A

norm overschrijden v wat behoorlijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

in een goed blaadje proberen komen

A

bruine tong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het maar blauw blauw laten

A

er verder maar niet over spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een blauwe maandag

A

extreem korte periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

iemand bont en blauw slagen

A

iemand heel hard slaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een blok aan het been

A

een last bij het voortgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

kort door de bocht

A

voorbarig, nuancering negerend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voor het blok zetten

A

iemand onverwacht in lastige positie brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

iets voor de boeg hebben

A

nog werk te doen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

over een andere boeg gooien

A

andere benadering gaan proberen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

boontje komt om zijn loontje

A

de gevolgen komen terwijl je dacht ze te kunnen omzeilen

17
Q

iets door een gekleurde bril zien

A

de zaken bevooroordeeld bekijken

18
Q

iets op je buik kunnen schrijven

A

er vanuit gaan dat het niet doorgaat

19
Q

alle beetjes helpen

A

ook kleine bijdrage is v nut