spijsvertingsstelsel de anatomie Flashcards

1
Q

mond (os)

A
  • 3 speekselklieren
  • lippen (veel bloedvaten en veel zenuwen)
  • huig (sluit de neus af bij het slikken)
  • amandelen (afweer tegen micro-organisme)
  • tong (spier voor kauwen, kussen, slikken, reinigen gebit en heeft smaakpapillen)
  • tanden ( melkgebit 20, definitief gebit 32)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

keelholte(farynx)

A
  • Ligt tussen neus/mond en slokdarm/luchtpijp
  • stevige wand van dwars gestreepte spieren die samenwerken met tong bij slikken
  • strottenklepje (sluit luchtpijp af, zodat voedsel naar de slokdarm gaan zonder verslikken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

slokdarm(oesphagus)

A

-ligt achter luchtpijp (verbinden met maag)
-25 cm lang
-Bestaat uit spierweefsel (zo peristaltische beweging uitvoeren)
-4 lagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 lagen van slokdarm

A
  1. binnenste laag (slijmvlies)
  2. stevige bindweefsellaag( met bloedvaten en zenuwen)
  3. met 2 spierlagen ( lengte en kringspieren hierbij is het bovenste deel dwarsgestreept en het onderste deel glad spierweefsel)
  4. buitenste laag (stevige bindweefsellaag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

maag(gaster)

A

-zakvormig orgaan
-maagingang laat voedsel binnen en maagwand bevat klieren die sappen afscheiden
- 4 lagen
-heeft 2 sluitspieren (cardia en pylorus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4 lagen van de maag

A

1.slijmvlies (in lege maag sterk geplooid)
2. bindweefsellaag
3. met 3 spierlagen (lengte spieren, schuine spieren en kringspieren -> allemaal glad spierweefsel voor kneden en mengen maagsap)
4. buikvlies (omringt de maag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 sluitspieren van de maag

A
  1. Cardia, aan het begin van de maag voorkomt zure terugvloei
  2. Pylorus, aan het einde van de maag geeft kleine zure porties door aan de twaalfvingerige darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dunne darm

A

-5m lang
- 3delen (duodenum, jejunum, ileum)
- 4 lagen
- 1 klep op het einde om terugvloei vanuit dikke darm te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

4 lagen van de dunne darm

A
  1. slijmvlieslaag (geplooid, villi, darmvlokken(microvilli) -> sterke oppervlakte vergroting)
  2. bindweefsellaag
  3. 2 spierlagen (lengtespieren en kringspieren-> glad spierweefsel)
  4. buikvlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dikke darm

A
  • blinde darm
  • appendix
  • karteldarm (opstijgend, dwarsliggend, dalend deel)
  • 4 lagen
  • 2 sluitspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 lagen van de dikke darm

A
  1. slijmvlieslaag (geplooid, geen villi, kortere microvilli)
  2. bindweefsellaag
  3. 2 spierlagen (lengtespieren en kringspieren-> glad spierweefsel)
  4. buikvlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

2 sluitspieren van dikke darm

A
  1. binnenste sluitspier; glad spierweefsel
  2. buitenste sluitspier; dwarsgestreept spierweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

endeldarm (rectum)

A

-laatste deel van dikke darm met een afsluitspier (anus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lever(hepar)

A

-driehoekig orgaan (rechtsboven in buikholte)
-heeft grote en kleine kwab
-klier heeft 4 verschillende functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

lever heeft 4 verschillende functies

A
  • voedingsstoffen zoals koolhydraten uit de bloedbaan omzetten opslaan en vrijgeven (zet glucose onder invloed van het hormoon insuline om in glycogeen wordt opgeslagen in lever/spieren)
  • aminozuren samenvoegen tot eiwitten
  • verzadigde vetzuren omzetten in onverzadigde vetzuren
  • het bloed ontgiften (cholesterol, ammoniak, bilirubine, alcohol, geneesmiddelen-> onschadelijk maken en/of uit bloedbaan halen deze worden aangevoerd en zo ontstaat gal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

galblaas (vesica biliaris)

A

-heel klein orgaan tussen lever en duodenum
-opslagplaats voor gal
-kleur; geel/groen
-gal bestaat uit; water, gal zouten, cholesterol en bilirubine

17
Q

alvleesklier (pancreas)

A

-langwerpig orgaan achter maag
-exocriene functie; alvleessap neutraliseert maagzuur en helpt verteren van koolhydraten, eiwitten en vetten in dunne darm
-endocriene functie; alvleesklier produceert hormonen (vb insuline en glucagon)