spijsverteringsstelsel Flashcards
voedingsstoffen
= nutriënten, bruikbare bestandsdelen die het lichaam uit voedingsmiddelen haalt
gebruik
- brandstof, hulpstof en bouwstof voor levensnoodzakelijke lichaamseigen stoffen
Onmisbaar!!
voedingsmiddelen
producten die je eet
Hoe werkt het spijsverteringsstelsel
- voedingsmiddelen worden verkleind (mechanisch of chemisch)
- voedsel wordt chemisch afgebroken tot bouwstenen die K genoeg zijn voor door cellen darmwand te geraken
- enzymen worden in spijsverteringskanaal afgegeven door kliercellen = secretie
- hoe K voedsel hoe beter vertering, want contactopp met enzymen is G
- bouwstoffen worden opgenomen door darmcellen en daarna doorgegeven aan bloedbaan = absorptie voedingsstoffen
–> bouwstenen worden dan naar alle weefsels en cellen gevoerd - defecatie = onverteerbare resten v voedsel worden uitgescheiden via stoelgang of feces
absorptie
- bouwstoffen worden opgenomen door darmcellen en daarna doorgegeven aan bloedbaan = absorptie voedingsstoffen
–> bouwstenen worden dan naar alle weefsels en cellen gevoerd
defecatie
= onverteerbare resten v voedsel worden uitgescheiden via stoelgang of feces
brandstoffen vb
sachariden, lipiden
bouwstoffen vb
eiwitten en water
hulpstoffen vb
mineralen en vitaminen
sachariden
= organische moleculen opgebouwd uit C, H en O
met indeling
- monosachariden
- disachariden
- polysachariden
monosacharide
= enkelvoudige suikers, bestaan uit één suikereenheid
isomeren
= moleculen met eenzelfde brutoformule maar verschillende structuurformule
glucose
= belangrijke energiebron
- zit in bloed, getransporteerd alle lichaamscellen
- komt voor in zoete vruchten en druivensuiker C6h12O6
fructose
- voorkomen sommige vruchten en honing
- wordt omgezet naar glucose voor energie vrijmaking
galactose
- melkproducten
- ook omzetting naar glucose voor energie
disachariden
= ontstaat door condensatiereactie tussen twee monosachariden
condensatiereactie = 2 moleculen worden verbonden tot een G molecule + afsplitsing kleine molecule water
- omgekeerd hydrolysereactie = reactie waarbij molecule in aanwezigheid v water splits in 2 monosachariden/ 2 K moleculen
condensatiereactie
= 2 moleculen worden verbonden tot een G molecule + afsplitsing kleine molecule water
hydrolysereactie
= reactie waarbij molecule in aanwezigheid v water splits in 2 monosachariden/ 2 K molecule
sacharose
- komt voor in suikerbiet en suikerriet
- gebruikt bij bereiding zoete gerechten en levert energie
- glucose + fructose C12H22O11
lactose
- in melk
- ! energiebron jonge dieren
- glucose + galactose C12H22O11
maltose
- ontstaat uit zetmeel in kiemende zaden
- wordt gebruikt v bereiding bier en levert energie
- glucose + glucose C12H22O11
zoetstoffen
- geen suiker, geen energie
wanneer krijg je overgewicht?
als je veel sachariden eet en je de opgeslagen energie ervan niet gebruikt
- er wordt overtollige glucose opgeslagen
polysachariden
= ontstaan verbinding vele monosachariden
- bevatten veel energie, maar smaken minder zoet dan sachariden
zetmeel
- amylose: glucosemoleculen onvertakt
- amylopectine: vertakte keten glucosemoleculen
- ! bij energieopslag planten
- voorkomen aardappelen en graankorrels
- sauzen indikken (maïzena)
cellulose
- dichte rijen, stevig aan elkaar verbonden
- komt voor in celwand plantencellen, met functie stevigheid
- voor mens niet verteerbaar, maar ! als voedingsvezel, nodig voor goede spijsvertering
glycogeen
- sterk vertakte keten glucosemoleculen
- voor dieren en mensen voor opslag beperkte energie
- bij mens: in lever en spieren
snelle suikers
- mono en disachariden
- snel in bloed opgenomen –> energieboost
- gauw hongergevoel
- hoge glycemische index
- enkel nuttig na langdurige inspanning snel extra energie
- weinig nodig
- snoep, koeken, frisdrank, rijpe banen en druiven
trage suikers
- polysachariden
- lage glycemische index
- opname bloed duurt langer + gebeurt geleidelijker, want je lichaam moet ze afbreken
- suiker in bloed neemt traag toe en traag af
- langer verzadigd
- volkorenpasta, volkorenbrood en peulvruchten
lipiden
= organische moleculen opgebouwd uit C, H en O
- triglyceriden
- steroïden
- fosfolipiden
triglyceriden
= ontstaat door condensatiereactie tss glycerolmolecule en drie vetzuren
verzadigd triglyceriden
= enkelvoudige binding tss C atomen
- ketens vetzuren liggen dicht bij elkaar
–> vaste stof, vet
- meestal dierlijke oorsprongo
onverzadigd triglyceriden
minstens één dubbele binding tussen c atomen
- 1 dubbele binding? = mono-onverzadigd
- meerdere poly
- door D binding knik in vetzuurketens, ketens passen slecht op elkaar en de moleculen liggen verder v elkaar
- vloeibare lipide = olie
- meestal plantaardige oorsprong
- zonnebloemolie, olijfolie..
glycemische index
= GI, maat voor snelheid waarin suikers worden opgenomen in het bloed
essentiële vetzuren
- linolzuur en loinoleenzuur
- linoleenzuur: vette vis
- linolzuur: noten
- kan lichaam niet zelf aanmakenn