Spieren Flashcards

1
Q

m. splenius

A
  • een oppervlakkige spier van het asskelet
  • plaatvormig
  • vult de ruimte tussen de schoft, achterhoofd en tussen lig. nuchae en halswervels op
  • origo = fascia spinotransversaria en proc. transversus T
  • insertie = proc. transversus C : pars cervicis en aan de nekvlakte : pars capitis (vnl bij carnivoren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

m. iliocostalis

A
  • intermediaire spier van het asskelet
  • cranioventraal vezelverloop
  • meest lateraal gelegen
  • een craniale eindpees
  • ileum - halsstreek
    1) M. iliocostalis lumborum
    • bij vele species opgenomen in m. longissimus lumborum
    • grijpt aan op de proc. costarius
      2) M. iliocostalis thoracis
    • insertie = proc. transversus lumbale
    • origo = proximaal gedeelte van de ribben (overbrugt ongeveer 4 wervels)
      3) M. iliocostalis cervicis
    • origo = proc. transversus thoracica
    • insertie = proc. transversus cervicis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

M. longissimus

A
  • intermediaire spier van het asskelet
  • langste en zwaarste strekken van de wervelkolom
  • ileum - kop
  • mediaal van de m.iliocostalis
    1) M. longissimus lumborum et thoracis
    • laatste gedeelte van deze spier is bedekt door de fascia thoracolumbalis
    • origo = crista iliaca, proc. spinosus lumborum en proc. transversus T
    • insertie = proc. transversus, prc. mamillaris en de ribben
      2) M. longissumus cervicis
    • driehoekig
    • ligt mediaal van m. longissimus lumborum et thoracis
    • origo = proc. transversus T
    • insertie = proc. transversus C
      3) M. longissimus atlantis
    • langwerpig
    • enkel bij het paard duidelijk aanwezig
    • bij de andere species is het moeilijk te onderscheiden van 4)
    • bij carn is deze niet altijd aanwezig
    • origo : proc. trans T2 - C4
    • insertie : via stevige pees op ala atlantis
      4) M. longissimus capitis
    • langwerpig
    • origo = proc. transversus T2-C4
    • insertie = eindigt met sterke pees op proc. mastoïdeus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

m. spinalis

A
  • diepe spier van het asskelet
  • bij Eq –> het meest prominent aanwezig thv de thorax
  • bij carn. en Ru. –> vaak versmolten met m. semispinalis
  • loopt van spinaaluitsteeksel naar spinaaluitsteeksel
    1) M. spinalis thoracis
    2) M. spinalis cervicis (meestal zwak aangelegd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

m. semispinalis

A
  • diepe spier van het asskelet
  • craniodorsaal verloop
  • bij Eq. –> lateraal gelegen van m. spinalis
  • “cervicaal deel van de m. spinalis”
    1) M. semispinalis thoracis
    • afwezig bij Eq
    • origo : proc. spinosus
    • insertie : proc. mammillaris
      2) M. semispinalis cervicis
  • afwezig bij Eq.
  • bij Ru en carn is deze opgenomen in de m. spinalis
    3) M. semispinalis capitis
    • driehoekig
    • vult de nekvlakte
    • origo : lig. nuchae, proc. spinosus en proc. transversus
    • inserie : os occipitale
      A) M. biventer cervicis
      ° niet bij Eq.
      ° dorsaal gelegen
      B) M. complexus
      ° niet bij Eq.
      ° ventraal gelegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

M. multifidus

A
  • diepe spier van het asskelet
  • craniodorsaal verloop
  • een verzameling van korte spiertjes die 2 - 3 wervels overbruggen
  • sacrum - hals
    1) M. multifidus lumborum en m. multifidus thoracis
    • origo : proc. spinosus
    • insertie : proc. mammillaris
      2) M. multifidus cervicis
    • zwakker
    • origo : tuber dorsale
    • insertie : wervelboog van caudaal gelegen halswervels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

M. longus colli

A
  • hypaxiale spier
    1) M. longus colli thoracis
    • spiervezels divergeren
    • origo = corpus vertebrae T1-T6
    • insertie = proc. transversus
      2) M. longus colli cervicis
    • origo : proc. trans C1-C4
    • insertie : craniaal gelegen corpus vertebrae C en tuberculum musculare
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

M. Scalenus

A
  • hypaxiale spier
    1) M. scalenus primae costa
    • bij GHD: opgedeeld door de plexus brachialis in een dorsaal en een ventraal deel
    • origo : C3-C6
    • insertie : 1e rib
      2) M. scalenus supracostalis
    • niet bij Eq
    • origo : C4-C6
    • insertie : 2e-4e rib (bij carn ook soms een bundel naar rib 8-9)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

M. trapezius

A
  • ligt onder de opp. fascia
  • ligt lateraal
  • hals –> thorax
  • verbindingsspier tussen het asskelet en het voorbeen
  • is door de aponeurosis opgedeeld in:
    1) Caput cervicis
  • grootste deel
  • ventrocaudaal vezelverloop
  • origo : lig. nuchae C2 - T2
  • insertie: spina scapulae en fascia omobrachialis lateralis
    2) Caput thoracis
  • zwaarste deel
  • ventracraniaal verloop
  • origo : lig supraspinale T2 - T7 en fascia thoracolumebalis
  • insertie : spina scapula en vnl tuber spinae
  • F:
    1. Verbinding spier - asskelet
    2. Los voorbeen:
    A) voorbeen opheffen
    B) pars cervicis : scapula naar craniodorsaal
    C) pars thoracis : scapula naar caudodorsaal
    3. Vast voorbeen:
    A) éénzijdige contractie van pars cervicis : hals draaien
    B) bilaterale contractie pars cervicis : hals buigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

M. sternocephalicus

A
  • niet echt een verbindingsspier asskelet-voorbeen doordat deze niet hecht aan het voorbeen
  • vormt de ondergrens van de fossa jugularis
  • loopt ventrolateraal van de trachea
    1) Pars mastoidea
  • origo : manibrium sterni
  • insertie : proc. mastoïdeus
    2) Pars mandibularis
  • origo : manibrium sterni
  • insertie : mandibulla
    3) Pars occipitalis
  • origo : manubriu sterni
  • insertie : os occipitalis
  • diersoortverschillen:
    1) Eq:
    A. Pars mandibularis
    ° eindpees loopt over gl. parotis
    ° eindpees overkruist de v. linguofacialis
    ° driehoek van Viborg: ruimte tussen de eindpees, de mandibulla en de v. linguofacialis. Langs deze ruimte krijgt men de toegang naar de luchtzak
    2) Carn:
    A. Pars mastoidea
    B. Pars occipitalis
    3) Ru.:
    A. Pars zygomaticus
    ° = pars mandibularis
    ° eindpees splitst in 2 takken:
    a) naar de mandibulla
    b) naar de jukboog
    B. Pars basillaris
    ° = pars mastoidea met een andere eindpees
    ° eindpees splitst in 2 takken:
    a) naar de proc. mastoidea
    b) naar de proc. musculare
  • F :
    1) éénzijdige contractie : hals en hoofd draaien
    2) bilaterale contractie : hoofd en hals buigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

M. brachiocephalicus

A
  • onderarm –> kop
  • vormt de bovengrens van de fossa jugularis
  • kan men opsplitsen in 2 delen die versmelten met elkaar naarmate meer en meer reductie van de clavicula
    1) M. cleidobrachialis
  • origo : claviculair streep
  • insertie : crista humeri
    2) M. cleidecephalicus
    A. Pars mastoidea
  • origo : claviculair streep
  • insertie : proc. mastoideus
    B. Pars cervicalis
  • origo : claviculair streep
  • insertie : lig nuchae
    C. Pars occipitalis
  • origo : claviculair streep
  • insertie : crista nuchae
  • diersoortverschillen:
    1) eq:
    A. m. cleidobrachialis
    B. m. cleidocephalicus
    a) pars mastoidea
    2) Ru:
    A. m. cleidobrachialis
    B. m. cleidocephalicus
    a) pars mastoidea X pars cervicalis
    b) pars basilaris
    ° loopt over de ala atlantis en stuurt hier ook vezels naar toe
    bij ru vindt men ook onder deze spier, voor de schouder de boeglymfeknoop
    3) Carn:
    A. pars mastoidea
    ° opp
    B pars cervicalis X pars occiptalis
    ° diep
  • F:
    1) Los voorbeen:
    A. been naar voor bewegen
    B. Schouder strekken
    2) Vast voorbeen:
    A. éénzijdige contractie : hoofd en hals draaien
    B. Bilaterale contractie : hoofd en hals buigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

M. omotransversarius

A
  • atlas –> schouder
  • ligt onder de m. brachiocephalicus
  • bij eq nog verbonden met de m. brachiocephalicus
  • origo: ala atlantis en bij GHD: lager gelegen cervicale wervels
  • insertie : indirect via de fascia omobrachialis op de spina scapulae / acromion en bij eq: deels op claviculair streep en crista humeri
  • F:
    1) verbinding asskelet - voorbeen
    2) vast voorbeen:
    A. éénzijdige contractie : hoofd en hals draaien
    B. bilaterale contractie : hoofd en hals buigen
    3) los voorbeen : scapula en voorbeen naar craniaal brengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

M. lattissimus dorsi

A
  • driehoekig
  • heeft tussenstop bij zwevende ribben
  • ligt onder de m. cutaneus tranci
  • gaat onder de m. triceps brachi
  • bedekt de thoraxwand caudaal van de scapula
  • stuurt vezels naar de angulus caudalis van de scapula
  • origo: fascia thoracolumbalis, zwevende ribben en spinaaluitsteeksels T en L
  • insertie : tuberositas teres major
  • F:
    1) Abductie
    2) los voorbeen: humerus naar caudodorsaal trekken en dus voorbeen
    3) vast voorbeen : wervelkolom buigen en romp naar voor trekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mm. pectorales superficialis

A
  • opp borstspieren
  • dekken de okselholte af waarin belangrijke bloedvaten en zenuwen liggen. Hierdoor is deze moeilijk bereikbaar, uitz. carn
    1) M. pectoralis descendens
  • verticaal vezelverloop
  • origo : maubrium sterni
  • insertie : crista humeri
  • spieren onderling vormen de mediane borstgroeve
  • vormt samen met de m. brachiocephalicus de laterale borstgroeve
    2) M. pectoralis transversus
  • ligt onder de m. pectoralis descendens
  • horizontaal vezelverloop
  • origo : sternum
  • insertie : crista humeri + straalt uit in fascia antebrachii

-diersoortverschillen:
1) Eq:
A. m. pectoralis descendens
B. m. pectoralis trasversus
2) Ru:
m. pectoralis descendens is sterk verbonden met de m. pecoralis transversus en deze is donkerder van kleur
3) Carn:
m. pectoralis descendens is sterk vergroeid met de m. pectoralis transversus
-F:
1) Adductie
2) voorbeen naar voor plaatsen
3) M. pectoralis transversus –> fascia AB opspannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

m. rhomboideus

A
  • dorsaal zicht : een ruit
  • mediaal
    -hals –> thorax
    1) Pars capitis
  • enkel bij carn
  • kan men beschouwen als een afgesplitste spierbundel van 2)
  • origo : crista nuchae
  • insertie : binnenzijde cartilago scapulae en dorsale zijde van scapula
    2) Pars cervicis
  • origo : lig nuchae C2-T2
  • insertie : binnenzijde cartilago scapulae en dorale zijde van scapula
    3) Pars thoracis
  • origo : lig supraspinale T2-T7
  • insertie : binnenzijde cartilago scapulae
  • F:
    1) verbinding asskelet - voorbeen
    2) Los voorbeen:
    A. pars cervicis –> scapula naar craniodorsaal
    B. pars thoracis –> scapula naar caudodorsaal
    C. tesamen –> scapula naar dorsaal
    3) vast voorbeen: pars cervicis:
    A. éénzijdige contractie : hoofd en hals draaien
    B. bilaterale contractie : hoofd en hals buigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

M. pectoralis profundus

A
  • = m. pectoralis ascendens
  • diepe bortsspier
  • beter ont dan de opp borstspieren
  • origo : manubrium sterni
  • insertie : tuberculum majus en minus
  • diersoortverschillen:
    1) Eq.:
  • zwaarste pectoraalspier
  • insertie:
    a. tuberculum minus
    b. beginpees van de m. coracobrachialis
    c. fascia die zich rond de m. biceps brachii bevindt
    2) Ru
    3) Carn
    *opgedeeld in:
    a. oppervlakkige caudaal deel
    b. diep craniaal deel
  • F:
    1) los voorbeen:
    a. adductie
    b. schouder strekken
    2) vast en naar voor geplaatst voorbeen:
    borstkas naar voor trekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

M. subclavis

A
  • diepe borstsper
  • beter ont dan de opp borstspieren
  • origo : voorste sternebrae
  • insertie : diersoortafhankelijk
  • niet aanwezig bij carn
  • diersoortverschillen:
    1) Eq:
  • insertie : angulus cranialis van scapula via aponeurosis
    2) Ru:
  • origo : 1e ribkraakbeen
  • insertie : claviculair streep van de m. brachiocephalicus
  • F:
    1) adductie
    2 bij eq –> schouder strekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

M. serratus ventralis

A
  • driehoekig
  • opp
  • getand
    1) Pars thoracis
  • origo : 1-9 ribkraakbeenderen
  • insertie : achterste gedeelte facies serrata en cartilago scapulae
    2) Pars cervicis
  • origo : proc. transversus van de 4 - 5 laatste halswervels
  • insertie : voorste gedeelte facies serrata en cartilago scapulae
  • F:
    1) het lichaam tussen de 2 voorbenen hangen
    2) los voorbeen:
    a. pars cervicis –> scapula naar craniodorsaal brengen en voorbeen naar voor plaatsen
    b. pars thoracis –> scapula naar caudodorsaal brengen en voorbeen naar achter plaatsen
    3) Vast voorbeen:
    a. pars cervicis –> hals opheffen en draaien
    b. pars thoracis –> borstkas ophangen en geforceerde ademhaling
19
Q

M. deltoideus

A
  • driehoekig
  • opp
  • begint op scapula met aponeurosis
    1) Pars acromialis
  • niet bij eq.
  • origo : acromion
  • insertie : tuberositas deltoidea
    2) Pars scapularis
  • origo : spina scapulae
  • insertie : tuberositas deltoidea
  • F:
    1) Abductie
    2) schouder buigen
20
Q

M. teres minor

A
  • klein
  • onder m. deltoideus
  • origo : caudale 1/3 van de margo caudalis van de scapula. Bij carn : spoelvormig en bij de andere = driehoekig
  • insertie : tuberculum teres minor
  • f : schouder buigen
21
Q

M. teres major

A
  • mediaal
  • origo : proximale margo caudalis van de scapula
  • insertie : tuberositas teres major
  • F : schouder buigen en adductie
22
Q

M. supraspinatus

A
  • vult de fossa supraspinatus
  • lateraal
  • houdt bij de GHD de beginpees van de m. biceps brachii op zijn plek (KHD : lig. transversus humeri)
  • origo : fossa supraspinatus en bij eq: ook cartilago scapulae
  • insertie : tuberculum majus GHD: ook tuberculum minus
  • f: schouder strekken
23
Q

M. coracobrachalis

A
  • mediaal
  • origo : proc. coracoideus
  • insertie :
    1) GHD –> 2 spierbuiken:
    a. proximaal, diep, kort deel –> tuberositas teres major
    b. distaal, opp, lang deel –> caudaal van tuberositas teres major
    2) KHD : tuberositas teres major
  • F:
    1) helpt bij het buigen van de schouder de andere buigers
    2) helpt bij het strekken van de schouder de andere strekkers
    3) Adductie
24
Q

M. biceps brachii

A
  • overbrugt schouder- en ellebooggewricht
  • 2 spierbuiken die met elkaar versmolten zijn
  • loopt in sulcus intertubercularis.
  • beginpees wordt op zijn plek gehouden door:
    1) GHD –> opgesplitste eindpees van de m. supraspinatus
    2) KHD –> lig. transversus humeri
  • tussen de beginpees en de sulcus intertubercularis / proc. intermedius ligt:
    1) GHD –> Bursa intertubercularis
    2) KHD –> uitzakking van het gewrichtskapsel
  • lateraal en mediaal en mediaal is het duidelijkste
  • origo: tuberculum supraglenoidale
  • insertie :
    1) tuberositas radii
    2) lacertus fibrosus : stevige peesstrook die versmelt met de m. extensor carpi radialis en fascia AB
    3) vnl : ulna en loopt onder mediale collateraal band
  • F:
    1) Schouder strekken
    2) elleboog buigen
    3) carpus strekken
    4) fascia AB opspannen
    5) bij GHD –> op een passieve manier het schoudergewricht ondersteunen zodat deze bij het gewoon staan niet doorbuigt
25
Q

M. infraspinatus

A
  • vult fossa infraspinatus
  • lateraal
  • bedekt door de m. deltoideus en m. trapezius
  • origo : fossa infraspinatus
  • inserie :
    1) GHD : facies m. infraspinati en spiervezels naar tuberculum majus. tussen tuberculum majus en eindpees zit Bursa subtendinea m. infraspinati
    2) KHD : facies m. infraspinati
  • F:
    1) Laterale collateraalband van het schoudergewricht
    2) bij het strekken van de schouders de andere strekkers ondersteunen
    3) bij het buigen van de schouder de andere buigers ondersteunen
    4) abductie
26
Q

M. subscapularis

A
  • mediaal
  • vult de fossa subscapularis
  • doorspekt met peesstroken
  • origo : fossa subscapularis
  • insertie : tuberculum minus
    tussen eindpees en tuberculum minus : Bursa subtendinea m. subscapularis
  • F : mediale collateraalband van het schoudergewricht
27
Q

M. Brachialis

A
  • dit is de enigste specifieke buiger van het ellebooggewricht
  • -> wordt geholpen door de m. biceps brachii
  • ligt lateraal, maar mediaal van de m. biceps brachii
  • spoelvormig verloop
  • loopt in de sulcus m. brachialis
  • origo : collum humeri, proximocaudale 1/3 van de humerus
  • insertie : olecranon en bij ru & eq: ook tuberositas radii
  • F: elleboog buigen
28
Q

M. tensor fascia antebrachii

A
  • plaatvormig
  • mediaal
  • ligt aan caudale zijde van de m. triceps brachii en ligt naast de m. teres major
  • origo : GHD : via aponeurosis aan margo caudalis van scapula
    KHD : m. lattissimus dorsi
  • insertie : olecranon en de fascia AB
  • F: elleboog strekken, fascia AB opspannen en schouder buigen
29
Q

M. triceps brachii

A
  • vult driehoekige ruimte tussen de scapula en humerus
    1) Caput longum
  • caudale rand : margo tricipitalis en dit is zichtbaar op het levende dier
  • origo : margo caudalis van de scapula
  • insertie : via aponeurosis op de tuber olecrani
    2) Caput laterale
  • origo : linea tricipitis
  • insertie : via zelfde eindpees op het tuber olecrani
    3) Caput mediale
  • origo : craniaal van tuberositas teres major
  • insertie : via zelfde eindpees op tuber olecrani
    4) Caput asseccorium
  • enkel bij carn en kleine herkauwers
  • origo : collum humeri
  • insertie : via zelfde eindpees op tuber olecrani
  • F: elleboog strekken en caput longum : schouder buigen
  • diersoortverschillen : caput longum is bij carn opgedeeld in 2 delen
30
Q

M. anconeus

A
  • klein
  • bedekt de fossa olecrani
  • origo : fossa olecrani
  • insertie : tuber olecrani tot tegen proc. anconeus
  • bij Fe is deze opgedeeld in een lateralis en medialis
  • F : elleboog strekken
31
Q

M. supinator

A
  • = m. supinator brevis
  • lateraal, tegen bot
  • niet bij eq & ru
  • bedekt door de m. extensor carpi radialis, m. extensor digitorum communis en m. extensor digitorum lateralis
  • origo : epicondylus lateralis van de humerus en de laterale collateraalband van de elleboog
  • insertie : craniolaterale zijde van de radius
  • F:
    1) supinator
    2) elleboog buigen
32
Q

m. brachiradialis

A
  • = m. supinator longum
  • lang
  • oppervlakkig
  • niet bij eq & ru
  • bij carn : soms afwezig
  • ligt op de m. extensor carpu radialis
  • origo : crista epicondylaris lateralis
  • insertie : distale epifyse van de radius
  • F:
    1) elleboog buigen
    2) supinatie
33
Q

M. pronator quedratus

A
  • rechthoekig
  • tussen radius en ulna
  • cranioventraal vezelverloop
  • origo : ulna
  • insertie : palmaire zijde radius
  • F: pronatie
34
Q

M. extensor carpi radialis

A
  • ligt aan craniale zijde van de radius
    1) M. extensor carpi radialis longus
    2) M. extensor carpi radialis brevis
  • naarmate reductie van de tenen zullen deze 2 delen meer en meer met elkaar versmelten
  • -> diersoortverschillen:
    a. Fe –> 2 aparte spierbuiken
    b. Carn –> versmolten maar 2 aparte eindpezen
    c. Ru & Eq –> versmolten
  • zal omgeven zijn door een peesschede of loopt over een Bursa
  • bij GHD –> versmolten met de lacertus fibrosus van de m. biceps brachii
  • origo :
    1) crista epicondylaris lateralis –> longus
    2) Epicondylus lateralis –> brevis
  • insertie :
    1) GHD –> versmelt met lacertus fibrosus en eindigt op tuberositas OCM III
    2) Carn –> eindigt om tuberositas OMC II (longus) en tuberositas OMC III (brevis)
  • F: carpus strekken en elleboog buigen
35
Q

M. extensor carpi ulnaris

A
  • = m. ulnaris lateralis
  • bij GHD –> loopt aan de caudale zijde van de onderarm
  • bij KHD –> loopt aan de craniale zijde van de onderarm
  • lateraal
  • origo : eicondylaris lateralis van humerus
  • insertie : os accessorium via korte eindpees en OMC IV via lange eindpees
  • F:
    1) GHD –> carpus buigen
    2) KHD –> carpus strekken
    3) lange eindpees zal ook fungeren als laterale collateraal band van het carpaalgewricht
36
Q

M. abductor pollicis longus

A
  • = m. extensor carpi obliquus
  • zwak
  • ‘schuine strekker van de carpus’
  • bij carn –> abductor van de 1e teen
  • origo : in laterale groeve tussen ulna en radius
  • insertie : meest mediaal gelegen metacarpaalbeen
  • bij carn –> sesamsbeentje in eindpees
  • eindpees loopt over eindpees van m. extensor carpi radialis
  • spierbuik bedekt m. extensor digitorum communis en m. extensor digitorum lateralis
  • F : carpus strekken
  • -> carn : abductor van de 1e teen, strekker van de 1e teen en supinatie van de ulna en radius
37
Q

m. flexor carpi radialis

A
  • spoelvormig
  • mediaal
  • caudaal van planum cutaneum.
  • -> bij carn tussen planum cutaneum en spier : m. pronator teres
  • origo : epicodylus medialis humerus
  • insertie :
    1) Eq : OCM II
    2) Ru : OCM III
    3) Carn : eindpees splitst in 2 takken : OCM II en OCM III
  • F : carpus buigen
38
Q

M. flexor carpi ulnaris

A
  • bestaat uit 2 spierbuiken (pars humerale en pars ulnare) die caudaal met elkaar versmelten tot 1 eindpees
  • spierbuik ligt dicht tegen spierbuik van m. extensor carpi ulnaris. Tussen deze 2 spierbuiken : ulnairspleet
  • origo :
    1) Pars humerale : epicondylus medialis humerus
    2) Pars ulnaris : ulna, beter ont bij carn
  • insertie : os accessorium
  • F : carpus buigen
39
Q

M. extensor digitorum communis

A
  • zwaarste spier van de teenspieren
  • ligt caudaal van de m. extensor carpi radialis
  • origo : crista epicondylaris lateralis van humerus, epicondylus lateralis van humerus en de laterale collateraalband van de elleboog
  • insertie : krijgt hulp van M.I.M. en eindigt thv de proc. extensorius
  • afhankelijk van het aantal tenen, ziet men verschillende spierbuiken en eindpezen
  • Speciesverschillen:
    1) Eq:
    A. Humeraal hoofd
  • origo : crista epicondylaris lateralis, epicondylus lateralis en de laterale collateraal band
  • insertie : proc. extensorius van het hoefbeen
    B. Lateraal hoofd
  • = spiertje van Phillips
  • niet te onderscheiden van A.
  • origo : achterkant van A.
  • insertie : eindpees loopt samen met de eindpees van A. tot net onder de carpus. Net onder de carpus zal de eindpees versmelten met de eindpees van de m. extensor digitorum lateralis
    C. Zwak hoofd
  • = spiertje van Thiernesse
  • origo : caudolaterale zijde van de radius
  • insertie : gewrichtskapsel van het kogelgewricht en/of versmelt met de eindpees van het humeraal hoofd
    2) Ru
    A. Humeraal hoofd
  • origo : crista epicondylaris lateralis
  • insertie : ontvangt verstevigingsstroken van de M.I.M. en eindigt als strekpees van de middelste steen thv het klauwbeen
    B. Spiertje van Phillips
  • ligt lateraal van A.
  • origo : crista epicodylaris lateralis en laterale collateraal band
  • insertie : thv de kogel splitst de eindpees in 2 eindpezen die eindigen op de dorsale zijde van het klauwbeenderen van beide tenen
    C. Spiertje van Thiernesse
  • origo : proximale zijde van ulna
  • insertie : eindpees versmelt met de eindpees van B. boven de carpus
    3) Carn
    A. Humeraal hoofd
  • origo : crista epicondylaris lateralis en epicondylus lateralis
  • insertie : eindpees splitst onder de carpus in 4 eindpezen die eindigen aan de dorsale zijde van de dorsale phalanx van de 4 steuntenen
  • F:
    1) Tenen strekken
    2) Carpus strekken
40
Q

M. extensor digitorum lateralis

A
  • ligt caudaal van de m. extensor digitorum communis
  • origo : epicondylus lateralis radius en de laterale collateraal band van de elleboog
  • insertie : distale phalanx, maar naarmate reductie van de tenen eindigt de spier meer proximaal op de teen
  • diersoortverschillen:
    1) Eq
  • insertie : kootbeen
  • versmelt met de eindpees van het spiertje van
    Phillips
    2) Ru
  • insertie : dorsale zijde van kroon-klauwbeen van laterale teen
  • ontvangt verstevigingsstroken van de M.I.M.
    3) Carn
  • distaal gedeelte van de spierbuik splitst in 2 spierbuiken
  • insertie:
    A. sterke eindpees –> versmelt met de eindpees van de m. extensor digitorum communis van teen V
    B. Zwakke eindpees –> versmelt met de eindpees van de m. extensor digitorum communis van teen IV en geeft een takje naar de m. extensor digitorum communis voor teen III
  • F:
    1) tenen strekken
    2) carpus strekken
41
Q

M. extensor digitorum pollices longus et indicis

A
  • = m. extensor digitorum primi et secundi
  • afwezig bij eq en ru
  • zwak ont
  • origo : craniale zijde van de ulna
  • insertie : eindpees splitst in 2 takken:
    1) Laterale tak : phalanx proximalis van teen I
    2) Mediale tak : versmelt met de eindpees van de m. extensor digitorum communis voor teen II
  • F:
    1) zwakke strekker van teen I en II
    2) Abductor van teen I en II
42
Q

M. flexor digitorum superficialis

A
  • = opp buiger
  • mediaal
  • eindpees loopt palmair van de carpus en metacarpus en ligt over de eindpees van de opp buiger
  • origo : epicondylus medialis van de humerus
  • insertie : 2 korte eindpezen naar torus palmaris van het kroonbeen
  • thv kogel geeft het een manica flexoria af wat een 1-wandige ringvormige huls is
  • diersoortverschillen:
    1) Eq:
  • 1 spierbuik
  • loopt onder het retinaculum flexorum
  • ligt thv de carpus in een carpaalschede met de diepe buiger
  • ligt thv de kogel in een sesamschede met de dieper buiger. Dit is een 2-wandige ringvormige huls dat tussen de wanden synoviaal vocht bevat.
  • eindpees ontvangt boven de carpus een lig. accessorium = checkligament dat ontspringt thv de caudomediale rand van de radius
    2) Ru
  • manica flexoria = manchette
  • carpaalschede is vervangen door 3 bursae
  • iedere elke teen heeft zich een sesamschede
    A. Opp spierbuik
    ° gaat over het retinaculum flexorum
    ° origo : epicondylus medialis van de humerus
    ° insertie : versmelt halverwege van de metacarpus met de eindpees van de diepe spierbuik
    B. Diepe spierbuik
    ° ligt onder het retinaculum flexorum
    ° origo : epicondyllus medialis van de humerus
    ° insertie : versmelt halverwege de metacarpus met de eindpees van de opp spierbuik
    ° er gaan spiervezels naar de diepe buiger
    3) Carn
  • 1 spierbuik die opp ligt
  • loopt over het retinaculum flexorum
  • eindpees splits onder de carpus in 4 eindpezen
  • insertie : kroonbeenderen van de steuntenen
  • eindpezen vormen manica flexoria rond de diepe buiger
  • F:
    1) steuntenen buigen
    2) carpus buigen
43
Q

M. flexor digitorum profundus

A
  • = diepe buiger
  • ligt onder de opp buiger
  • loopt in de manica flexoria van de opp buiger
    1) Caput humerale
  • zwaarste
  • origo : epicondylus medialis van de humerus
  • insertie : phalanx distalis
  • vaak nog op te delen
    2) Caput ulnaris
  • zwak
  • origo : ulna
  • insertie : versmelt met de eindpees van het caput humerale
    3) Caput radiale
  • = m. flexor digitorum pollicis longus
  • origo : palmaire zijde van de radius
  • insertie : versmelt met de eindpees van het caput humerale
  • diersoortverschillen:
    1) Eq
    A. Caput humerale
  • schijnbaar op te delen in 3 delen
  • ontvangt een 2e lig. accessorium: dit is het 2e checkligament die ontspringt uit het lig. carpi palmare
  • tussen eindpees en straalbeen : Bursa podotrochlearis
    B. Caput ulnare
    C. Caput radiale
    2) Ru
    A. Caput humerale
  • schijnbaar opgedeeld in 2 delen
  • tussen eindpees en straalbeen : Bursa podotrochlearis
    B. Caput ulnare
    C. Caput radiale
    3) Carn
    A. Caput humerale
  • schijnbaar opgedeeld in 3 delen
  • bevat geen Bursa podotrochlearis !
    B. Caput ulnare
    C. Caput radiale
  • F:
    1) tenen buigen
    2) Carpus buigen