Spectacula Flashcards
1
Q
homo, homines
A
mens, man
2
Q
cavea
A
toeschouwersruimte
3
Q
velaria mv
A
zeilen, zonnescherm
4
Q
pendére
A
hangen
5
Q
umbra
A
schaduw
6
Q
vinum
A
wijn
7
Q
tuba
A
trompet
8
Q
agmen, agmina
A
rij, stoet
9
Q
Cornax, gen -acis
A
Cornax
10
Q
digitus
A
vinger
11
Q
demonstrare
A
aanwijzen
12
Q
longe
A
ver (weg), verreweg
13
Q
a / ab +abl
A
- vanaf
2. door
14
Q
procedere
A
voortgang, lopen
15
Q
scutum
A
schild
16
Q
tribunal, -alia
A
podium, loge
17
Q
Caesar, -ris
A
de Keizer
18
Q
salutare
A
(be)groeten
19
Q
morituri mv
A
zij die gaan sterven
20
Q
plaudere
A
klappen
21
Q
exsultare
A
juichen
22
Q
leo, leones
A
leeuw
23
Q
panthera
A
panter
24
Q
cervus
A
hert
25
petere
aanvallen
26
frustra
tevergeefs
27
strepitus horribilis
huiveringwekkend lawaai
28
terra
aarde, grond
29
rubére
rood zij
30
resistere
weerstand bieden
31
pes, pedes
voet, poot
32
vulnerare
verwonden
33
caput, capita
hoofd
34
per
1. door(heen)
2. gedurende
3. over(heen)
35
corpus, corpora
lichaam
36
enim
immers, want
37
clausos
gesloten
38
tenére
(vast)houden