Spaans Flashcards
Vervoeg het werkwoord “zijn” (spaans)
yo estoy
ich bin
tú estás
du bist
él/ella/usted está
er/sie/es ist, Sie sind
nosotros/nosotras estamos
wir sind
vosotros/vosotras estáis
ihr seid
ellos/ellas/ustedes están
sie/Sie sind
Wie geht es dir? (SP)
¿Cómo estás?
Auch gut, danke. (SP)
Bien también, gracias.
Jij bent
- Tú eres muy amable. (Je bent erg aardig.)
- Eres mi mejor amigo. (Je bent mijn beste vriend.)
- ¿Tú eres de España? (Kom jij uit Spanje?)
- Eres una persona increíble. (Je bent een geweldig persoon.)
- Eres muy inteligente. (Je bent heel slim.)
Vervoeging van “ser”
- yo soy
- tú eres
- él/ella/usted es
- nosotros/nosotras somos
- vosotros/vosotras sois
- ellos/ellas/ustedes son
Houden van (van minder naar intens)
- Me gusta
- Me gusta mucho
- Me encanta
- Me fascina
- Me apasiona
Wat is het verschil tussen “soy” en “estoy”
“Soy” wordt gebruikt voor de uitdrukking van identiteit en karaktereigenschappen, zoals “Soy estudiante” (Ik ben student). “Estoy” wordt gebruikt voor tijdelijke toestanden, locaties of emoties, zoals “Estoy cansado” (Ik ben moe).
Weekdagen in het Spaans
• Lunes
• Martes
• Miércoles
• Jueves
• Viernes
• Sábado
• Domingo