spaans voc p1-3 Flashcards
1
Q
hallo
A
Hola
2
Q
begroeten
A
saludarse
3
Q
goeiemorgen
A
buenos días
4
Q
goeiemiddag
A
buenas tardes
5
Q
goedenavond
A
bunas noches
6
Q
hoe gaat het?
A
? Qué tal?
7
Q
hoe gaat het met jou?
A
?Cómo estás?
8
Q
hoe gaat het met u?
A
?Cómo está (usted)?
9
Q
afscheid nemen
A
despedirse
10
Q
tot later/ tot straks
A
hasta luego
10
Q
dag
A
adiós
11
Q
tot morgen
A
hasta mañana
12
Q
tot de volgende
A
hasta pronto
13
Q
hoe zeg je het in het spaans?
A
?Cómo se dice en español?
14
Q
wat is de betekenis van een woord?
A
?cómo significa “cuidad”?