frans voc. hoofdstuk 1 algemeen Flashcards

1
Q

beschikken over / voorzien zijn van …
talent hebben
een talent / gave hebben voor / goed zijn in …
de kunst hebben om (soms ironisch)

A

disposer de / être doté de
avoir du talent
avoir un don pour + le/la/les …
en + subst
avoir le don de + inf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

slim zijn / plantrekker zijn

A

être intelligent
malin* (féminin: maligne)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een
verbale intelligentie (hebben) / taalslim (zijn)
logisch denkvermogen
ruimtelijke intelligentie / beeldslim
lichamelijke intelligentie / beweegslim
emotionele intelligentie / samenslim
intrapersoonlijke intelligentie / zelfslim
muzikale intelligentie / muziekslim
ecologische intelligentie / natuurslim

A

(Avoir) une intelligence
- verbale / linguistique
- logique
- visuelle / spatiale
- corporelle
- émotionnelle / interpersonnelle
- intime / intrapersonnelle
- musicale
- naturaliste / écologiste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly