Spaans les 1 t/m 19 Flashcards
welkom
bienvenidos
hallo
hola
goedemorgen
buenos días
goedemiddag
buenas tardes
goedenavond/nacht
buenas noches
hoe gaat het?
cómo estás?
hoe gaat ‘ie?
qué tal?
(het gaat erg) goed, bedankt
(estoy muy) bien, gracias
hoe heet jij ?
cómo te llamas?
ik heet (naam). En jij?
me llamo (nombre). Y tú?
ik ben (naam)
soy (nombre)
aangenaam
mucho gusto, encantado
tot ziens
adiós
tot later
hasta luego
ik kom uit (land)
soy de (país)
alsjeblieft/please
por favor
(erg) bedankt
(muchas) gracias
graag gedaan
de nada
sorry
pérdon // lo siento
pardon (aandacht krijgen)
disculpe
pardon (onderbreken)
con permiso
ik wil … (met …)
quiero … (con …)
kun je me … brengen?
me pone …?
ik neem … (bestellen)
tomo … por favor
uiteraard / is goed
claro
snel
rápido
langzaam
despacio
ik vind het varken niet leuk
no me gusta el cerdo
ik vind tijgers leuk
me gustan los tigres
ik vind zweten niet leuk
no me gusta sudar
ik hou niet van druiven
no me encantan las uvas
ik hou van knoflook
me encanta el ajo
brood
el pan
rijst
el arroz
ei
el huevo
vlees
la carne
varken
el cerdo
kip
el pollo
koe
la carne de vaca / res
vis
el pescado
groenten
las verduras
sla
la lechuga
ui
la cebolla
peper
el pimiento
knoflook
el ajo
zout
la sal
wortel
la zanahorio
tomaat
el tomate
fruit
las frutas
appel
la manzana
banaan
el plátano
sinaasappel
la piña