sociaal-emotionele ontwikkeling Flashcards

1
Q

sociaal-emotionele ontwikkeling

A

het ontwikkelen van een eigen persoonlijkheid, overeenkomstig met de verwachtingen en gedragingen uit de sociale omgeving
Het proces waarmee kinderen fundamentele levensvaardigheden verwerven die hen helpen om een persoonlijke identiteit te ontwikkelen en relaties op te bouwen
–> beïnvloed door:
- kindfactoren
- omgeving
- ervaringen (positief en negatief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

belevingsonderzoek

A
  • analyse van ervaringen, emoties, cognities, verwerking omtrent feiten, situaties, zichzelf, gezin, peers
  • innerlijke wereld
  • hoe aan bepaalde aspecten van het zelf en de omgeving betekenis wordt gegeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

belevingsonderzoek diagnostiek

A

Momentane ervaringen van een situatie worden bepaald door heel wat factoren, het zijn deze factoren die een rol spelen in het wel/niet meer/minder activeren van emotie, cognitie, gedrag

bij diagnostiek wil je deze factoren beter begrijpen

je gaat op zoek naar de betekenis achter het gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

CompetentieBelevingsSchaal voor Kinderen

A

36 vragen om bij kinderen vast te stellen hoe zij hun vaardigheden inschatten op een aantal belangrijke levensgebieden en hoe zij hun globale gevoel van eigenwaarde beoordelen
- stelling kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Schaal voor Emotionele Ontwikkeling

A
  • op welke niveau van emotionele ontwikkeling functioneert dit kind?
  • hoe uit dit zich in verschillende domeinen?
  • wat leert ons dat over gepaste aanpak?
    (5 fasen, 8 domeinen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Projectieve testen

A

Diverse methoden waarin een ambigue stimulus wordt aangeboden met de vraag deze te verduidelijken of waarin gevraagd wordt een respons te genereren in het kader van een hele open opdracht
- gecontesteerd
- Freud: projectie als verdedigingsmechanisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nomothetisch

A

er zijn normen of regels die moeten worden gevolgd bij het scoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ideografisch

A

men gaat op zoek naar de specifieke betekenissen, het unieke verhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aandachtspunten bij directe methoden

A

Op welke theorie is methode gebaseerd?
Is er rekening gehouden met sociale wenselijkheid bij het beantwoorden van vragen?
Complexiteit scoring bemoeilijkt soms gebruik in praktijk
Bij zelf-geconstrueerd interview: criteria?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aandachtspunten bij indirecte methoden

A

Sterke punten
kan het diagnostisch onderzoek openbreken
kan het unieke naar voren halen
kan kinderen helpen om betekenis te geven en narratief op te bouwen
kan therapeutisch zijn
Zwakke punten (zie ook Lilienfeld et al., 2000)
beperkte betrouwbaarheid en validiteit
weinig empirische onderbouwing voor theorieën waarop sommige methoden beroep doen
risico op bias bij diagnost is groot; risico op ‘hineininterpretieren’, nl. een tekst zó uitleggen dat men daarin het bewijs vindt van een vooropgezette mening
interpretatie vraagt grote bekwaamheid
oppassen bij sommige doelgroepen, bv. ASS-kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Mogelijke interventies

A
  • uitzetten behandelklimaat (positief leef- en leerklimaat)
  • psycho-educatie
  • werken rond emoties/relaties: (nood aan wetenschappelijke onderbouwing
    uitgewerkte methodieken rond emoties / relaties)
  • mentaliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Houvast geven

A
  • beelden en metaforen
  • gevoelswaaier/ emotiewiel
  • spanningsthermometer
  • mindmap
  • taal en verbaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Werken aan emoties

A
  • piramide:
    1. emotie-expressie
    2. emotieherkenning
    3. emotiebegrip
    4. emotieregumatie
  • volwassene voor nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

werken aan relationeel functioneren

A

zelfvertrouwen –> zelfconcept –> perspectiefname –> zelfcontrole –> ontwikkeling van vriendschappen en spel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mentaliseren

A

Het gaat om het vermogen jezelf en de anderen te zien en te begrijpen in termen van mentale toestanden: gedachten, gevoelens, meningen, behoeften, wensen, verlangens
het verwijst naar alle mentale processen (niet alleen cogn.)
het gaat over het proces waarbij we
“met hart en ziel besef hebben van hart en ziel”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly