SO 1- 1.2 Flashcards
el/la estudiante
de student (e)
llamarse
heten
soy
ik ben
ser
zijn
rumano/-a
roemeens
el enfermero/la enfermera
de verpleegkundige
la clínica
de kliniek
brasileño/-a
braziliaans
el/la socorrista
de reddingswerk(st)er
holandés/a
nederlands
la arquitectura
de architectuur
estadounidense
uit de verenigde staten, amerikaans
trabajo de
ik werk als
trabajar
werken
el camarero/la camarera
de ober/serveerster
el bar
de bar, het café
mi, mis
mijn
el nombre
de naam
es (ser)
is
argentino/a
argentijns
el profesor/la profesora
de docent/de docente
de
uit; van
amberes
antwerpen
belga
belgisch
el bibliotecario
de bibliothecaris
la bibliotecaria
de bibliothecaresse
completar
aanvullen
la ficha
het kaartje
la nacionalidad
de nationaliteit
la profesión
het beroep
tu, tus
jouw
luego
daarna, vervolgens
preséntate
stel jezelf voor
presentarse
zich voorstellen
