SM1. Physics of the atmosphere Flashcards
De twee meeste voorkomende gassen in onze atmosfeer zijn …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) zuurstofgas (O2) en koolstofmonoxide (CO).
B)) zuurstofgas (O2) en de groep van de edelgassen (hoofdzakelijk Helium)
C)) stikstofgas (N2) en koolstofmonoxide (CO).
D)) zuurstofgas (O2) en koolstofdioxide (CO2).
E)) stikstofgas (N2) en zuurstofgas (O2).
Oplossing;
E)) stikstofgas (N2) en zuurstofgas (O2).
Welke grootheden worden weergegeven in het ISA-model? (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De relatieve luchtvochtigheid bij verschillende hoogten.
B)) De dichtheid op verschillende hoogten.
C)) De atmosferische druk op verschillende hoogten.
D)) De temperatuur bij verschillende hoogten.
E)) De absolute luchtvochtigheid bij verschillende hoogten.
Oplossingen;
B)) De dichtheid op verschillende hoogten.
C)) De atmosferische druk op verschillende hoogten.
D)) De temperatuur bij verschillende hoogten.
Opmerking(en):
A)) Bij het ISA-model gaat men uit van droge lucht. (= relatieve vochtigheid van 0%)
Waar staat “ISA” voor in de luchtvaart?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) “International Safety Agency”.
B)) “International Space Agency”.
C)) “International Secure Airflight”.
D)) “International Standard Atmosphere”.
E)) “International Safe Airflight”.
Oplossing;
D)) “International Standard Atmosphere”.
Startend van zeeniveau bestaat onze atmosfeer uit …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) troposfeer → tropopauze → mesosfeer → mesopauze → stratosfeer → stratopauze → thermosfeer → thermopauze
B)) thermosfeer → thermopauze → stratosfeer → stratopauze→ mesosfeer→ mesopauze → troposfeer → tropopauze
C)) thermosfeer → thermopauze → mesosfeer → mesopauze → troposfeer → tropopauze → stratosfeer → stratopauze
D)) troposfeer → tropopauze → stratosfeer → stratopauze → mesosfeer → mesopauze → thermosfeer → thermopauze
E)) thermosfeer → thermopauze → mesosfeer → mesopauze → stratosfeer → stratopauze → troposfeer → tropopauze
Oplossing;
D)) troposfeer → tropopauze → stratosfeer → stratopauze → mesosfeer → mesopauze → thermosfeer → thermopauze
Wat kan je zeggen over de hoogte van de atmosfeer aan de evenaar t.o.v. aan de polen?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De atmosfeer reikt even hoog bij de polen als bij de evenaar.
B)) De atmosfeer reikt tot een grotere hoogte bij de polen, dan bij de evenaar.
C)) Er is wel een verschil in hoogte van de atmosfeer tussen de polen en de evenaar, maar dit is afhankelijk van andere factoren zoals de tijd van het jaar.
D)) De atmosfeer reikt tot een grotere hoogte bij de evenaar, dan bij de polen.
Oplossing;
D)) De atmosfeer reikt tot een grotere hoogte bij de evenaar, dan bij de polen.
Volgens het ISA-model reikt de troposfeer tot een hoogte van …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 11 km.
B)) Geen correct antwoord, de hoogte tot waar de troposfeer reikt afhankelijk van de locatie.
C)) 20 km.
D)) 6 km.
E)) 15 km.
Oplossing;
A)) 11 km.
Opmerking(en):
C)) Volgens het ISA-model reikt de tropopauze tot een hoogte van 20 km, niet de troposfeer.
Tot welke hoogte (in km) reikt de tropopauze volgens het ISA-model?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 20 km.
B)) 11 km.
C)) 15 km.
D)) de hoogte tot waar de tropopauze reikt afhankelijk van de locatie.
E)) 6 km.
Oplossing;
A)) 20 km.
Opmerking(en):
B)) Volgens het ISA-model begint de tropopauze vanaf een hoogte van 11 km, i.p.v. daar te eindigen.
Vanaf welke hoogte (in voet) begint de stratosfeer volgens het ISA-model?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 11 000 voet.
B)) 36 000 voet.
C)) 20 000 voet.
D)) Volgens het ISA-model is de hoogte tot waar de stratosfeer reikt afhankelijk van de locatie.
E)) 66 000 voet.
Oplossing;
E)) 66 000 voet.
Opmerking(en):
B)) Volgens het ISA-model begint de tropopauze op een hoogte van 36 000 voet, niet de stratosfeer.
C)) Volgens het ISA-model begint de stratosfeer op een hoogte van 20 000 meter, niet 20 000 voet.
Atmosferische druk wordt gemeten met een …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) (atmo)sfeermeter.
B)) Pascal-meter
C)) manometer
D)) PSI-meter.
E)) barometer
Oplossing;
E)) barometer
Opmerking(en):
C)) Een manometer is de algemene benaming voor een drukmeter, maar wanneer men atmosferische druk meet dan noemt men de meter een barometer. Een bijkomend verschil is dat een barometer een absolute druk meet, terwijl een manometer meestal een relatieve druk meet. Wanneer je bijvoorbeeld de luchtdruk van een fietsband meet, dan is dit de druk van de band t.o.v. de atmosfeer, zo zal de manometer bij een lekke band een druk van 0 bar aangeven.
10 bar = … Pa (wees zo exact mogelijk)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 10 bar ≈ 145 Pa
B)) 10 bar = 1 000 000 Pa
C)) 10 bar ≈ 7 600 Pa
D)) 10 bar = 10 Pa
E)) 10 bar = 1 013 250 Pa
Oplossing;
B)) 10 bar = 1 000 000 Pa
Opmerking(en):
Algemeen: ALGEMEEN; 1 atm. = 1,01325 bar = 101 325 Pa ≈ 0,76 mHg ≈ 14,7 psi. ((1 bar = 14,5 psi))
A)) 10 bar ≈ 145 psi
C)) 10 bar ≈ 7 600 mmHg
D)) 10 Pa = 0,000 1 bar
E)) 10 atm. = 1 013 250 Pa
Hoe groot is de druk op zeeniveau volgens het ISA-model?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 101,325 hPa
B)) 1013,25 hPa
C)) 101 325 hPa
D)) 1 hPa
E)) 1,01325 hPa.
Oplossing;
B)) 1013,25 hPa
Volgens het ISA-model is de atmosferische druk op zeeniveau gelijk aan …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 1,01325 hPa.
B)) 0,76 psi.
C)) 76 mHg.
D)) 101 325 N/m².
E)) 1 bar.
Oplossing;
D)) 101 325 N/m².
Opmerking(en):
Algemeen: Volgens het ISA-model is de atmosferische druk op zeeniveau gelijk aan 101 325 Pa = 101 325 N/m² = 1013,25 hPa = 1,01325 bar ≈ 14,7 psi ≈ 76 cmHg ≈ 0,76 mHg
A)) Volgens het ISA-model is de atmosferische druk op zeeniveau (ongeveer) gelijk aan 1013,25 hPa.
B)) Volgens het ISA-model is de atmosferische druk op zeeniveau (ongeveer) gelijk aan 14,7 psi.
C)) Volgens het ISA-model is de atmosferische druk op zeeniveau (ongeveer) gelijk aan 0,76 mHg.
E)) Volgens het ISA-model is de atmosferische druk op zeeniveau gelijk aan 1,01325 bar.
Volgens het ISA-model is de atmosferische druk op zeeniveau gelijk aan …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 101 325 hPa
B)) 1 hPa
C)) 101,325 hPa
D)) 1013,25 hPa
E)) 1,01325 hPa.
Oplossing;
D)) 1013,25 hPa
Hoe verandert de dichtheid van lucht bij toenemende hoogte?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De dichtheid van lucht neemt (bij benadering exponentieel) af bij toenemende hoogte.
B)) De dichtheid van lucht neemt (bij benadering) exponentieel toe bij toenemende hoogte.
C)) De dichtheid van lucht verandert niet bij veranderende hoogte.
D)) De dichtheid van lucht verandert recht evenredig met de hoogte
E)) De dichtheid van lucht verandert omgekeerd evenredig met de hoogte.
Oplossing;
A)) De dichtheid van lucht neemt (bij benadering exponentieel) af bij toenemende hoogte.
Opmerking(en):
Algemeen: Het belangrijkste om te beseffen is dat de dichtheid in de lagere luchtlagen relatief sterk afneemt, maar dat deze afname steeds kleiner wordt voor dezelfde toename in hoogte. Bij benadering is dit een exponentiële afname. Zo neemt de dichtheid van lucht rond zeeniveau telkens af met ongeveer 15% af per kilometer, maar omdat deze procentuele afname lichtjes toeneemt naarmate men hoger klimt is dit geen perfect exponentieel verband. || Aangezien de druk afneemt me de hoogte en de temperatuur soms toeneemt, afneemt of constant blijft zullen de bijhorende formules geen duidelijkheid scheppen; p·V/T = cte ; ρ = m/V ; m = cte → p/(ρ·T) = cte
B)) Een exponentiële toename zou in dit geval (foutief) willen zeggen dat de dichtheid procentueel toeneemt bij toenemend. Hierdoor zal de dichtheid op lage hoogten relatief weinig toenemen, maar zal deze toename wel steeds groter worden voor hetzelfde hoogteverschil. Stel bijvoorbeeld dat we (foutief) zouden aannemen dat de dichtheid verdubbeld voor elke 10 km dat je stijgt. Dit zou dan willen zeggen dat men op 10 km hoogte een druk heeft van 2 atm heeft (+10 km → +1 atm) , op 20 km hoogte een druk heeft van 4 atm (+10 km → +2 atm) heeft en op 30 km hoogte een druk heeft van 8 atm (+10 km → +4 atm)heeft.
D)) Een recht evenredig verband zou in dit geval (foutief) willen zeggen dat een verdubbeling in hoogte zou leiden tot een verdubbeling van de dichtheid van de lucht.
E)) Een omgekeerd evenredig verband zou in dit geval (foutief) willen zeggen dat een verdubbeling in hoogte zou leiden tot een halvering van de dichtheid van de lucht.
Bij toenemende hoogte zal de dichtheid van lucht …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) constant blijven.
B)) niet veranderen.
C)) afwisselend afnemen en toenemen, afhankelijk van de luchtlaag
D)) afnemen.
E)) toenemen.
Oplossing;
D)) afnemen.
Opmerking(en):
Algemeen: Het belangrijkste om te beseffen is dat de dichtheid in de lagere luchtlagen relatief sterk afneemt, maar dat deze afname steeds kleiner wordt voor dezelfde toename in hoogte. Bij benadering is dit een exponentiële afname. Zo neemt de dichtheid van lucht rond zeeniveau telkens af met ongeveer 15% af per kilometer, maar omdat deze procentuele afname lichtjes toeneemt naarmate men hoger klimt is dit geen perfect exponentieel verband. || Aangezien de druk afneemt me de hoogte en de temperatuur soms toeneemt, afneemt of constant blijft zullen de bijhorende formules geen duidelijkheid scheppen; p·V/T = cte ; ρ = m/V ; m = cte → p/(ρ·T) = cte
Waarom kan een passagiersvliegtuig efficiënter vliegen in ‘hogere’ luchtlagen (10-12 km)?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Omdat de aantrekkingskracht van de aarde kleiner is hoe verder je van het aardoppervlak verwijderd bent. Hierdoor zal er veel minder lift gegeneerd moeten worden om op hoogte te blijven waardoor het vliegtuig ook efficiënter is.
B)) Omdat de lucht op 10 km hoogte meer zuurstof bevat dan op zeeniveau. Hierdoor is de verbranding bij jetmotoren veel efficiënter.
C)) Omdat de luchtdruk op 10 km hoogte veel lager is dan op zeeniveau. Hierdoor ervaart het vliegtuig veel minder druk naar onder toe waardoor het makkelijker op hoogte blijft.
D)) Omdat de lucht op 10 km hoogte koeler is dan op zeeniveau. Hierdoor is de verbranding bij jetmotoren veel efficiënter.
E)) Omdat de dichtheid van lucht op 10 km kleiner is dan op zeeniveau. Hierdoor is er dan ook veel minder drag.
Oplossing;
E)) Omdat de dichtheid van lucht op 10 km kleiner is dan op zeeniveau. Hierdoor is er dan ook veel minder drag.
Als een passagiersvliegtuig efficiënter is in ‘hogere’ luchtlagen, waarom klimt men dan niet nog hoger (dan 10-12 km)?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Omdat de luchtdruk op die hoogte veel te hoog is. De meeste commerciële vliegtuigen zijn niet gemaakt zijn voor die extreme omstandigheden.
B)) Omdat de temperatuur van de lucht op die hoogte veel te laag is. De meeste commerciële vliegtuigen zijn niet gemaakt zijn voor die extreme omstandigheden.
C)) Omdat de dichtheid van lucht op die hoogte veel te klein is.
D)) Omdat de luchtdruk op die hoogte veel te laag is. De meeste commerciële vliegtuigen zijn niet gemaakt zijn voor die extreme omstandigheden.
E)) Omdat de lucht op die hoogte veel minder zuurstof bevatten. Hierdoor kunnen de jetmotoren (zo goed als) geen voorstuwing meer creëren.
Oplossing;
C)) Omdat de dichtheid van lucht op die hoogte veel te klein is.
Wat is de definitie van absolute luchtvochtigheid?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De hoeveelheid waterdamp die maximaal in de lucht aanwezig kan zijn.
B)) De hoeveelheid waterdamp die in de lucht aanwezig is.
C)) De verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die zich in de lucht bevindt ten opzichte van de maximale hoeveelheid waterdamp die lucht bij 0° kan bevatten.
D)) De verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die zich in de lucht bevindt ten opzichte van de maximale hoeveelheid waterdamp die lucht bij 15° kan bevatten.
E)) De verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die zich in de lucht bevindt ten opzichte van de maximale hoeveelheid waterdamp die lucht bij dezelfde temperatuur kan bevatten.
Oplossing;
B)) De hoeveelheid waterdamp die in de lucht aanwezig is.
Opmerking(en):
E)) Dit is de relatieve luchtvochtigheid
Wat is de definitie van relatieve luchtvochtigheid?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die zich in de lucht bevindt ten opzichte van de maximale hoeveelheid waterdamp die lucht kan bevatten bij 15 °C.
B)) De verhouding tussen het ingenomen volume aan waterdamp en het ingenomen volume droge lucht.
C)) De verhouding tussen de massa aan waterdamp en de massa droge lucht in 1 m³ lucht.
D)) De verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die zich in de lucht bevindt ten opzichte van de maximale hoeveelheid waterdamp die lucht kan bevatten bij dezelfde temperatuur.
E)) De verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die zich in de lucht bevindt ten opzichte van de maximale hoeveelheid waterdamp die lucht kan bevatten bij 0 °C.
Oplossing;
D)) De verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die zich in de lucht bevindt ten opzichte van de maximale hoeveelheid waterdamp die lucht kan bevatten bij dezelfde temperatuur.
De relatieve luchtvochtigheid wordt uitgedrukt in …
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) het aantal grammen waterdamp per kubieke meter lucht.
B)) het aantal grammen waterdamp per kilogram lucht.
C)) procenten.
D)) het aantal milliliter waterdamp dat er zich in een liter lucht bevindt.
E)) het aantal milliliter waterdamp.
Oplossing;
C)) procenten.
Waarom neemt de dichtheid van lucht af naarmate dat de luchtvochtigheid toeneemt? (T en p = constant)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Lucht krimpt naarmate dat het vochtiger wordt.
B)) Waterdamp weegt minder dan hetzelfde volume droge lucht.
C)) De vraag is fout - De dichtheid van lucht neemt juist toe naarmate dat het vochtiger wordt.
D)) Lucht zet uit naarmate dat het vochtiger wordt.
Oplossing;
B)) Waterdamp weegt minder dan hetzelfde volume droge lucht.
Welke invloed heeft de luchtvochtigheid op de snelheid die een vliegtuig nodig heeft om op te kunnen stijgen? En waarom?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De luchtvochtigheid heeft geen invloed op het genereren van lift.
B)) Wanneer de luchtvochtigheid toeneemt, dan zal het vliegtuig een grotere snelheid nodig hebben om op te kunnen stijgen. Dit komt omdat de dichtheid van lucht afneemt naarmate dat deze vochtiger wordt.
C)) Wanneer de luchtvochtigheid toeneemt, dan zal het vliegtuig minder snelheid nodig hebben om op te kunnen stijgen. Dit komt omdat de dichtheid van lucht toeneemt naarmate dat deze vochtiger wordt.
D)) Wanneer de luchtvochtigheid toeneemt, dan zal het vliegtuig minder afstand nodig hebben om op te kunnen stijgen. Dit komt omdat de dichtheid van lucht afneemt naarmate dat deze vochtiger wordt.
E)) Wanneer de luchtvochtigheid toeneemt, dan zal het vliegtuig meer afstand nodig hebben om op te kunnen stijgen. Dit komt omdat de dichtheid van lucht toeneemt naarmate dat deze vochtiger wordt.
Oplossing;
B)) Wanneer de luchtvochtigheid toeneemt, dan zal het vliegtuig een grotere snelheid nodig hebben om op te kunnen stijgen. Dit komt omdat de dichtheid van lucht afneemt naarmate dat deze vochtiger wordt.
In welke laag/lagen van de atmosfeer (< 100 km) neemt de temperatuur toe? (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk.)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) mesosfeer
B)) Geen correct antwoord.
C)) troposfeer
D)) stratosfeer
E)) thermosfeer
Oplossingen;
D)) stratosfeer
E)) thermosfeer
In welke laag/lagen van de atmosfeer (< 100 km) neemt de temperatuur af?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) stratosfeer en mesosfeer
B)) mesosfeer en troposfeer
C)) stratosfeer en thermosfeer
D)) mesosfeer, stratosfeer en thermosfeer
E)) In de mesosfeer, stratosfeer en troposfeer
Oplossing;
B)) mesosfeer en troposfeer